vrijdag 25 mei 2018

Te grijs Hdst 5 Met de rug naar de toekomst


De volgende dag is hij op kantoor en verzet relatief een hoop werk, tot halverwege de middag het netwerk hapert en uitvalt. Sommigen zeggen dat het systeem van het begin af aan bouwvallig was omdat het op een koopje in elkaar is gesleuteld. Anderen wijten de uitval aan de activiteiten van Russische en Noord-Koreaanse hackers. Volgens berichten van IT gaat de verstoring zeker twee uur duren. Een deel van de collega´s gaat meteen naar huis, een groepje vrouwen gaat de stad in naar een net geopend modehuis, een met overal foto´s van sexy aangeklede jonge modellen die de vrouwen doen denken aan haar jeugd, nog niet zo lang geleden.   
Diederik blijft achter met drie andere mannen op leeftijd. Zij kunnen niet naar huis, want ze moeten later op de dag nog vergaderen over het ouderenbeleid. Ze staan in de gemeenschapsruimte bij de drankautomaat grapjes te maken over de kwaliteit van de koffie. De andere mannen zijn hoger in rang dan Diederik, de één coördineert de productie van folders, de tweede controleert of alle uitingen aan de steeds wisselende huisstijlregels voldoen en de derde is een chef van een onderafdeling van Communicatie, niet die van Diederik, dat is een vrouw. Een van de weinige vrouwen die is gepromoveerd naar een leidende functie.

Modern opscheren
De mannen worden allemaal uitstekend betaald. Aan hun kleren is dat niet te zien. Hun colbertjes zijn verre van nieuw, net als dat van Diederik. Eronder dragen ze jeans of ribbroeken die bij hen om de buikjes spannen. Anders dan de jongere collega’s dragen ze hun haar lang. Het komt niet bij hen op zich ook te laten opscheren, daarvan hebben ze zich in de jaren zeventig juist bevrijd. Diederik is blij dat hij modieuzer geknipt is, al is dat meer geluk dan wijsheid. Kort voor hij op zijn nieuwe baan moest aantreden, wilde hij naar de kapper gaan. Hij had geen tijd meer om een afspraak te maken en was ergens binnengelopen waar hij direct werd geknipt. Het viel hem wel op dat personeel en klanten tot een andere generatie behoorden, maar hij nam aan dat de instructie “een stuk korter” tot het gebruikelijke resultaat zou leiden. Pas op het moment dat de kapster een tondeuse tegen zijn hoofd zette, voelde hij nattigheid en toen was het te laat. ‘s Avonds bij het skypen had Sebas gevraagd of hij een nieuwe bril had, omdat hij er plotseling veel jonger uitzag. Dat heeft hem de ogen geopend voor het feit dat zijn kapsel het kenmerk is van ouderen voor wie nieuwe ontwikkelingen het verlies zijn van stukken dierbaar verleden. Zijn collega’s staan met hun rug naar de toekomst en bewegen zich zo weifelend voort in de tijd. Hij doet hetzelfde.
Alsnog heeft hij besloten zijn haar kort te dragen, zijn positie op het werk is precair en alle beetjes helpen. Zo heeft hij het tegen Claudia gezegd. Die heeft haar haar ook kort.  Dat ze daarmee juist tegen de mode ingaat beseft ze niet. Net als de heren waarmee hij nu bij de koffieautomaat staat, beschouwt ze zich nog altijd als de leidende generatie in de maatschappij. Het feit dat jongere jaargangen nu de dienst uitmaken, is niet in volle omvang tot haar doorgedrongen, beseft Diederik. Zij heeft dan ook, net als zijn gesprekspartners, een machtsbasis, of althans een exclusieve taak met bevoegdheden. In Amsterdam had hij die ook, hij gaf zelfs instructies aan anderen. Nu doet hij wat hem gevraagd wordt. Als hem niks gevraagd wordt, hoeft en kan hij niks doen, maar dat komt weinig voor.
 
Actuele Stones
“Hebben jullie gisteren de Stones op tv gezien?” vraagt de huisstijlcoördinator. “Dat is nog altijd goede muziek, die maken de muzikanten van nu niet meer. Je zag ook veel jongeren in het publiek, viel me op.”
“Die balen ook van al die rap en hiphop,” valt de souschef hem bij. ”Een beetje schelden en fuck roepen, dan hebben die zogenaamde muzikanten weer een nummer. Ook jongeren willen kwaliteit.”
“Ik heb een leuk boek gelezen over de Stones,” vertelt de drukwerkmanager. ”Je gaat toch anders naar die bekende songs luisteren als je de context kent waarin ze gemaakt zijn.”
“Uiteraard lees je je boeken op een e-reader,” zegt de souschef plagerig.
De drukwerkcoördinator maakt een afwijzend gebaar.
“Dat vind ik geen echt lezen. Een boek moet in je hand liggen en als je het dicht bij je neus houdt, moet je het papier kunnen ruiken.”
“Ik ben het helemaal met je eens, hoor,’’ zegt de souschef. “Ik lees papieren boeken en de papieren krant. Punt. Het blijft natuurlijk eeuwig jammer dat de krant zo tijdschriftachtig is geworden, geen spannende voorpagina, geen weerbericht. En hij ritselt niet  meer.”
Dat is Diederik ook opgevallen. Hij pakt een krant van de tafel en frommelt met het papier. Er is nauwelijks iets te horen.
“Volgens mijn zoon kan ik bepaalde hoge tonen niet meer horen,” zegt hij. “Sebas, zo heet  hij, vouwde laatst een boodschappentasje op om het te bewijzen. 'Kijk pap, dit maakt nog meer herrie dan de krant, dit hoor je zeker.’ Ik had het opvouwen van het papier niet gehoord en dit plastic gaf volgens mij ook nauwelijks geluid. Ik herinner me niet dat tasjes überhaupt herrie maakten als je ze vouwde. Van de andere kant: die jongen zegt het niet voor niks. Hij weet dat het me irriteert als hij zeurt over mijn gehoor.”
De drukwerkman wijst iedere suggestie van gehoorverlies resoluut van de hand.
“Lijkt me onwaarschijnlijk dat het daaraan ligt. Het krantenpapier is sowieso veranderd en de krant is anders gevouwen, dus dat geeft een ander geluid. Ik heb juist het idee dat ik beter hoor. ’s Nachts word ik wakker van het minste gerucht.”
Zijn telefoon piept. Hij kijkt en vertelt dat de storing nog zeker anderhalf uur gaat duren.
“Zullen we onszelf beneden op lekkere koffie trakteren, net als de vrouwen dat altijd doen? Maar wacht, eerst even naar de wc.”
“Ik loop met je mee,” zegt de huisstijlbewaker.
“Ik ook,” zegt de souschef.

Diederik blijft alleen achter. Hij is al geweest en hoeft deze keer niet mee te doen met dit oudemannenritueel. Hij haat het, al die lichamelijke ongemakken en gevaren die zijn aandacht opeisen. Zoals hij zijn ontlasting bestudeert, getverdemme. Als hij al durft te kijken. Wat een heerlijk leven moet hij hebben gehad, voordat al dat plas- en poepgedoe begon en voordat Piet en andere mannen om hem heen ziek werden. Toen hij nooit aan de dood dacht en het als zijn lot beschouwde om een hoge leeftijd te bereiken, met alle problemen van dien. In die paradijselijke tijd moet hij toch elke dag lachend zijn opgestaan, maar hij herinnert zich dat niet.

Boek in de hand en rug naar de toekomst

Ik vraag me af of mijn roman ooit als papieren boek zal verschijnen. Niet omdat uitgevers Te grijs commercieel of cultureel oninteressant vinden, maar simpelweg omdat het te weinig pagina’s telt. Op zoek naar de essentie van het verhaal heb ik steeds meer scènes weggelaten. Vervolgens ben ik de tekst in blogs gaan zetten. Daarbij moest ik het snoeimes opnieuw hanteren, want lange teksten lezen in dat format is uitermate vermoeiend. 
  

Roque Gameiro - Siege of Lisbon 

Grafische trucs
Ik werkte steeds toe naar een boek van zeker 250 pagina’s. Als de feuilletonversie klaar is, zal er stof zijn voor zo’n 80 pagina’s, zelfs als de grafische trukendoos helemaal wordt opengetrokken. Letters die door hun vorm veel ruimte innemen, een royale spatiëring tussen de letters en een ruime regelafstand kunnen een tekst aanzienlijk verlengen, maar dat heeft zijn grenzen.
De nieuwste versie wordt daarmee nog korter dan het jaarlijkse Boekenweekgeschenk. Het laatste, Griet op de Beecks Gezien de feiten, telt 94 pagina’s. Normaal worden zulke dunne boeken niet gedrukt. Het boekenweekgeschenk is een uitzondering op de regel. Het moet in korte tijd geschreven worden en er uitzien als een extraatje bij de echte aankoop. Een pil van 500 pagina’s voldoet niet aan deze eisen.   
   
Dikke Reconquista
Zou het erg zijn als Te grijs niet verschijnt als tastbaar en ruikbaar boek? De functie van het fysieke boek verandert. De vriendin van mijn oudste zoon  heeft bij het samenwonen honderden fictieboeken ingebracht. Ze zijn zo mooi gaaf dat ik me afvroeg of ze wel gelezen waren. Het antwoord was verrassend:
“Ik koop alleen boeken die ik gelezen heb. Want dat weet ik dat ze goed zijn.”
Lezen doet ze op haar e-reader. De fysieke boeken houden haar herinnering levend en geven vorm aan haar literaire profiel. Voor leesgebruik zijn ze onhandig, temeer omdat de boeken steeds dikker worden. Dat weet ik ook eigen ervaring. Zelf kreeg ik voor mijn 67-ste verjaardag Reconquista van Miquel Bulnes (703 pagina’s) en Tussen drie plagen (1018 pagina’s) van de Estlandse schrijver Jaan Kross. Deze lijvige werken wegen respectievelijk een en anderhalve kilo, wat vooral bij lezen in bed belastend is.      

Woorden bewaren
Het fysieke boek is traditioneel de enige manier om het gesproken woord te bewaren en te verspreiden. Deze functie is achterhaald door laagdrempelige digitale alternatieven. Als ik eind augustus weer in Spanje camino ga lopen, heb ik mijn verhaal al in blogs gepubliceerd op internet.
Na thuiskomst uit Santiago de Compostella ga ik werken aan de tekst voor het e-book. Desnoods kan ik dat zelf maken en via bol.com verkopen. Als ik een uitgever vind, zal die zeker een fysiek boek willen. Hopelijk wil hij me helpen om aan volume te komen. Een papieren versie trekt extra lezers, want de gehechtheid aan het traditionele boek is sterk, zeker onder ouderen. Die accepteren nieuwe technologieën meestal schoorvoetend, ze bewegen zich door de tijd met hun rug naar de toekomst. Zoals Diederik en collega’s in het volgende fragment. Het hoofdstuk vind je in een apart blog.    

Met de rug naar de toekomst
De volgende dag is Diederik op kantoor en verzet relatief een hoop werk, tot halverwege de middag het netwerk hapert en uitvalt. Een deel van de collega´s gaat meteen naar huis, anderen gaan de stad in om te shoppen. Diederik blijft achter met drie afdelingscollega’s, alle op leeftijd.
“Hebben jullie gisteren de Stones op tv gezien?” vraagt de huisstijlcoördinator. “Dat is nog altijd goede muziek, die maken de muzikanten van nu niet meer. Je zag ook veel jongeren in het publiek, viel me op.”
“Die balen ook van al die rap en hiphop,” valt de souschef hem bij. ”Een beetje schelden en fuck roepen, dan hebben die zogenaamde muzikanten weer een nummer. Ook jongeren willen kwaliteit.”
“Ik heb een leuk boek gelezen over de Stones,” vertelt de drukwerkmanager. ”Je gaat toch anders naar die bekende songs luisteren als je de context kent waarin ze gemaakt zijn.”
“Uiteraard lees je je boeken op een e-reader,” zegt de souschef plagerig.
De drukwerkcoördinator maakt een afwijzend gebaar.
“Dat vind ik geen echt lezen. Een boek moet in je hand liggen en als je het dicht bij je neus houdt, moet je het papier kunnen ruiken.”
“Ik ben het helemaal met je eens, hoor,’’ zegt de souschef. “Ik lees papieren boeken en de papieren krant. Punt. Het blijft natuurlijk eeuwig jammer dat de krant zo tijdschriftachtig is geworden, geen spannende voorpagina, geen weerbericht. En hij ritselt niet  meer.”
Dat is Diederik ook opgevallen.
“Volgens mijn zoon kan ik bepaalde hoge tonen niet meer horen,” zegt hij. De drukwerkman wijst iedere suggestie van gehoorverlies resoluut van de hand.
“Lijkt me onwaarschijnlijk dat het daaraan ligt. Het krantenpapier is sowieso veranderd en de krant is anders gevouwen, dus dat geeft een ander geluid. Ik heb juist het idee dat ik beter hoor. ’s Nachts word ik wakker van het minste gerucht”
.

Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

vrijdag 18 mei 2018

Te grijs hfd 4 Op ziekenbezoek

Diederik heeft getreuzeld bij het maken van een afspraak met zijn zieke vriend Piet. Hij vindt het vreselijk om zijn geliefden te zien lijden. Ook is hij bang om dingen te horen die zijn angst voor kanker bevestigen. Piet op zijn beurt reageerde traag op de mails van Diederik en had zijn telefoon steeds uit staan. Uiteindelijk heeft Diederik Piets vrouw gebeld en aan haar is het te danken dat hij nu omhoog klimt in een trappenhuis dat naar Amsterdams gebruik rommelig is en spaarzaam verlicht. Piet staat hem op de overloop op te wachten en in het schijnsel van de woningverlichting kan Diederik constateren dat hij ondanks maanden chemotherapie nog steeds een beetje bolle wangen heeft en ook niet kaler is geworden. Hij beantwoordt Diederiks omhelzing stijfjes, dat wel. Als hij voorgaat naar de bibliotheek blijkt hij bovendien te strompelen.
“Pijnlijke kuiten. Het duurt meestal maar een paar uur,” legt hij op opgewekte toon uit. “Ik heb tot nu toe maar één dag gehad dat ik helemaal niet kon lopen, dus het valt erg mee.”

Superwiet
In de bibliotheek, een lichte kamer waarvan drie wanden bedekt zijn met boeken, staan opvallend veel kleine plantjes. Op de vensterbank telt Diederik er tien, in een kleine verlichte vitrine nog eens vijf. Kennelijk groeien ze snel, want veel hebben zulke gerekte steeltjes dat ze doorbuigen en dreigen te knakken. Op de grote tafel staan ook plantjes. Ernaast liggen ijzerdraad en een tang, waarmee Piet voor zijn rachitische gewas kleine steuntjes maakt. Hij ziet Diederiks verbaasde blik, want hij was nooit zo op planten en dieren.
“Deze planten gaan het supermiddel worden tegen de bijeffecten van de kuur.”
Diederik knikt om te laten zien dat hij begrijpt dat het om chemotherapie gaat. Piet legt uit wat zijn recept is.
“De topjes koken in melk, beetje tijm erbij, opdrinken en je voelt je een jonge god. Wel een zieke god natuurlijk.”
Hij lacht om zijn grapje en vervolgt:
”Ik heb drie soorten wiet, een tegen misselijkheid, een die helpt om in te slapen en een tegen het algemene kutgevoel. De depersonalisatie blijft natuurlijk, het gevoel dat een ander je lichaam aanstuurt en daar heel nare dingen meedoet. Daartegen helpt wiet niet. En niet tegen de angst. Maar goed, alle beetjes helpen.”
”Wanneer zijn die plantjes dan klaar voor gebruik?” vraagt Diederik verbaasd.
“Dat hangt van het weer af, ze moeten naar buiten. In het begin van de zomer kan ik beginnen met oogsten, deze soort bloeit snel en lang.”
“Maar tegen de zomer ben je toch klaar met de therapie?”
“Goed dat je het zegt.”

Munt per week
Hij loopt naar twee glazen met op het oog gelijke hoeveelheden munten en verplaatst een munt van het ene naar het andere glas.
“Iedere munt staat voor een week therapie. Ik ben al twee weken over de helft. Nog tien weken afzien.”
“Maar dan is het nog lang geen zomer,” zegt Diederik opnieuw
“Nee, tegen die tijd is het linker glas allang leeg, dan is de kuur voorbij.”
“Voor wanneer zijn die plantjes dan?”
”Voor mij, tegen de misselijkheid, dat zei ik toch? Wil je koffie?”
Diederik beseft dat zijn vriend zijn geloof in de tijd heeft verloren. Tijd is alleen het verplaatsen van muntjes, het bijstellen van een datum. Dat er ooit een einde komt aan zijn lijden ligt ver buiten zijn voorstellingsvermogen. Hij staat kreunend op en Diederik volgt hem naar de keuken. Het valt hem op dat Piet telkens steun zoekt, alsof zijn evenwichtsgevoel is aangetast.
“Zal ik de koffie maken?” biedt hij aan.
“Nee hoor, het gaat prima. Je kunt wel even de filter uitspoelen, koud water doet pijn aan mijn vingers.”
 
Bloed
Als de koffie klaar is, strompelt hij terug naar de bibliotheek en gaat voorzichtig zitten.
“En hoe is het bij de bank? Jij hebt toch een nieuwe functie?”
Diederik wil het verhaal positief houden. Het lijkt hem ongepast, dat hij als gezond persoon gaat klagen, maar hij doet het zijns ondanks, klagen over zijn baan en over de voortdurende ruzies met Claudia. Piet hoort hem aan en vertelt dan zijn eigen verhaal.
“Mijn vrouw dacht laatst dat ze ook ziek was, vanwege bloed in de poep. Want daarmee begint het: dat je poep raar is en dat je vaak moet. Paniek dus, bij mij meer dan bij haar.”
Die paniek kan Diederik zich maar al te goed voorstellen. Hij heeft beide verschijnselen.
Piet gaat voort: “De dokter stelde gelukkig meteen vast dat het een gesprongen bloedvaatje was. Het ging inderdaad in een paar dagen over, de frequentie werd ook weer normaal. Ik zei al tegen haar, dat het wel heel toevallig zou zijn, dat we bijna tegelijkertijd dezelfde aandoening zouden krijgen. Ik geef toe dat er af en toe een epidemie lijkt te heersen, maar dit zou toch heel kras zijn.”

Vergeten feestgevoel
Diederik ziet hier een kans om over zijn angst te beginnen, ook al is praten erover een erkenning dat er een probleem kan zijn en daarvoor schrikt hij terug.
“Het lijkt inderdaad een epidemie,” begint hij voorzichtig, maar op dat moment stoot Piet zijn kopje om, het geeft een hele plas. Hij begint op te staan, maar Diederik is hem voor en haalt snel een doekje. Het moment om zijn angst te delen is voorbij. Terwijl hij de tafel schoonmaakt, spreken ze over gemeenschappelijke vrienden. Als hij weer zit, vraagt hij:
“Is er iets speciaals wat jij gaat doen als de chemo klaar is. Iets leuks? ”
Piet is verrast, het idee is kennelijk nieuw.
“Iets leuks doen om het te vieren. Ja, dat zal wel moeten.”
Alleen het denken aan feestje is hem al teveel. Hij staart naar de breekbare plantjes op tafel en dan naar Diederik, gedesoriënteerd. Na een korte stilte herhaalt hij zonder het te weten Claudia’s woorden.
“Wees maar blij dat je gezond bent.”

Ver paradijs
Het is geen constatering, maar een wens. Piet heeft geen behoefte aan gezondheidsangsten en –klachten van anderen. Hij gelooft in een paradijs zonder ziekte en de slopende behandelingen ervan. Zelf is hij uit de wereld van de gezonden verdreven, maar dat is tijdelijk, hij hoopt er ooit terug te keren en zich weer goed te voelen, weer te kunnen genieten van zijn lichaam. Diederik wil hem die hoop niet ontnemen.
“Voor zover ik weet ben ik gezond, maar zeker ben je nooit op onze leeftijd.”
Piet lacht, vreugdeloos.
“Met dat laatste ben ik het helemaal eens, Diederik. Er kan altijd iets gebeuren dat je leven op zijn kop zet.”
Hij kijkt Diederik aan en begint te huilen. Diederik knielt onhandig naast zijn stoel, gaat dan op de  leuning zitten en neemt Piets hoofd in zijn handen. Er valt niets te zeggen, hij kan alleen maar wachten tot zijn vriend is uitgehuild. Dat is vrij snel. Dan droogt hij zij ogen en kust Diederik ten afscheid.
“Ik ben zo blij dat jij en Claudia nog gezond zijn. Dat moet toch de norm zijn op onze leeftijd.”
“Maak je over ons geen zorgen,” zegt Diederik. Hij geeft Piet nog een schouderklopje, kust hem nogmaals en vertrekt, vluchtend voor zijn onoprechtheid en angst, maar vooral geschokt door de deplorabele toestand waarin hij Piet heeft aangetroffen, een man van zijn leeftijd, die veel beter voor zijn lijf zorgde dan hij. Zelf drinkt hij veel en vermijdt sport en rauwkost. Dat is vragen om problemen.   



 

Aspirant-blogger onterecht bang voor leeg hoofd

Iedereen die een blog wil beginnen, vreest de dag dat hij geen inspiratie zal hebben. Dat hij uur na uur tevergeefs zijn lege hersens uitwringt terwijl de deadline nadert. Was hij maar eerder begonnen, denkt hij. Had hij maar gezorgd voor een reserveblog. “Wegens gebrek aan inspiratie heden geen blog,” dat moet hij de lezer melden en dat zou het einde zijn. Een afgang zou het zijn en dus gaan de meeste plannen voor blogs niet door. Jammer, want die angst is niet terecht. 
 

  
Zaterdag Voetnootvrij
Arnon Grunberg schreef zes dagen per week een Voetnoot op de voorpagina van de Volkskrant. Ik kan goed begrijpen dat hij stopt. Natuurlijk was het heerlijk om het lezerspubliek te beleren en de klus zorgde voor een goed en voorspelbaar inkomen. Intussen beheerste de rubriek wél zijn leven. Alleen op zaterdag was hij Voetnootvrij; ’s zondags moest hij het stukje voor maandag schrijven. Vakantie nam hij niet. Logisch dat je dan na vijf jaar vrij wil zijn om je aan andere zaken te wijden. Het is een geweldige prestatie, al schreef Simon Carmiggelt in het Parool veertig jaar lang zijn Kronkel over het dagelijkse leven, tot 1980 zes keer per week. Remco Campert (o.a. Het leven is vurrukkelluk, 1961) leverde zelfs gedurende zeventig jaar stukjes voor Elseviers Magazine, maar dat is een weekblad.     

Selectieve blik
Inspiratie was voor Grunberg nooit een probleem. Het dagelijkse leven en de krant zorgden voor voldoende onderwerpen. Als er al een probleem was, lag dat in het maken van een keuze, zei hij. En dat is ook mijn ervaring. Een rubriek heeft een bepaalde formule. Zo gingen de Voetnoten over het menselijk onvermogen om de gebaande paden te verlaten en werkten ze toe naar een licht confronterende conclusie. Die formule geeft een bepaalde kijk  op de werkelijkheid. Zonder formule gaan de ogen van de schrijver alle kanten op en kunnen dus geschikte onderwerpen niet herkennen.    

Praktijkvoorbeeld
Mijn blog bespreekt problemen bij het schrijven van een roman. Afgelopen weekend sprak ik op het familieweekend een kunstschilder die met pensioen ging. Dat leek mij ruimte te maken voor vrij werk waaraan ze nooit was toegekomen, maar zulk werk had ze niet. Meteen zag ik een blogpost voor me over het onderwerp pensionering en creatief werk, zoals een roman schrijven.
Een ander voorbeeld: door de publicatie van hoofdstukken Te grijs ontstaat een superkorte feuilletonversie. Ik had al de lijvige slotversie van 2017 en de dunnere versie 2018 met de essentiële hoofdstukken. Uit die laatste versie selecteer ik de feuilletonafleveringen. Een post over versiebeheer ligt voor de hand. Omdat door de selectie een voorraad ongebruikt materiaal ontstaat, dringt de vraag zich op wat daarmee te doen. Zo had ik drie onderwerpen voor deze post.

Geen keuzestress
Verbazing over het aanbod van items bracht me op het vierde, huidige onderwerp. De selectie was simpel. Ik weet nog niet precies hoe ik de versies ga beheren en hoeveel van het overtollige materiaal ik ga weggooien. De post over pensionering en creatief werk kan ik beter schrijven wanneer ik het hoofdstuk publiceer waarin mijn hoofdpersoon vreest voor het zwarte gat bij pensionering. In het hoofdstuk van deze week gaat Diederik op ziekenbezoek. Hieronder vind je een fragment en in een apart tekstblog de hele tekst.

Op ziekenbezoek  Diederik heeft getreuzeld bij het maken van een afspraak met zijn zieke vriend Piet. Hij vindt het vreselijk om zijn geliefden te zien lijden. Ook is hij bang om dingen te horen die zijn angst voor kanker bevestigen. Piet op zijn beurt reageerde traag op de mails van Diederik en had zijn telefoon steeds uit staan. Uiteindelijk heeft Diederik Piets vrouw gebeld en aan haar is het te danken dat hij nu omhoog klimt in een trappenhuis dat naar Amsterdams gebruik rommelig is en spaarzaam verlicht. Piet staat hem op de overloop op te wachten en in het schijnsel van de woningverlichting kan Diederik constateren dat hij ondanks maanden chemotherapie nog steeds een beetje bolle wangen heeft en ook niet kaler is geworden. Hij beantwoordt Diederiks omhelzing stijfjes, dat wel. Als hij voorgaat naar de bibliotheek blijkt hij bovendien te strompelen.
“Pijnlijke kuiten. Het duurt meestal maar een paar uur,
  legt hij op opgewekte toon uit. “Ik heb tot nu toe maar één dag gehad dat ik helemaal niet kon lopen, dus het valt erg mee.”

Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL:
www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

donderdag 10 mei 2018

Te grijs hfd 3 Het nieuwe bed

Na een maand in zijn nieuwe baan moet Diederik nog voortdurend hulp vragen omdat de techniek hem in de steek laat. Ook blijft hij zondigen tegen de stijlregels. Door zijn incompetentie staat hij laag in de pikorde: zijn mening wordt niet gevraagd en niet gehoord, hij moet doen wat hem gezegd wordt. Het is vernederend en uitputtend. Toch heeft hij nog steeds de hoop dat hij zich op basis van zijn capaciteiten en ervaring zal herpakken en de stevige positie zal opbouwen waar hij recht op heeft.




Intimiteit
Hij gaat er van uit dat ook de omgang met Claudia beter zal gaan als de toestand op het werk zich gestabiliseerd heeft. Hij trekt zich nu de dingen te veel aan en verwacht te veel van haar. Gelukkig zijn de nachten met haar troostrijk, ze zijn bijna voortdurend in aanraking met elkaar, dat kan niet anders, want het bed stamt nog uit hun studietijd en is van het model twijfelaar. Toen was dat comfortabel genoeg, na het slapen in eenpersoonsbedden en op van elkaar weg schuivende matrassen op de grond. Vanaf het begin was er een gemakkelijke lichamelijke intimiteit tussen hen. Voor beiden was dat steeds een sterk punt in hun relatie geweest en Diederik ging er van uit dat dat nog zo was. Tot de aankoop van het nieuwe bed.


Grofvuil
Toen ze op kamers ging, heeft Claudia zelf een bed in elkaar geschroefd uit hout dat ze had gevonden. Eigenlijk gestolen, maar omdat het op een grote stapel onbewaakt in de publieke ruimte lag, voelde dat niet zo. Diederik was gehecht aan het ruwe bouwsel waarin zijn zoon is verwekt en vervolgens geboren. Dat monument van hun echtelijk leven hebben ze de voorgaande avond buitengezet, na de montage van het vervangende slaapmeubel. Het staat nu buiten in de koude nacht onder een straatlamp om ’s ochtends, over een paar uur, te worden opgehaald met het andere grofvuil.

Klitten
Tot dit moment heeft Diederik weinig acht geslagen op de klachten van zijn vrouw dat het oude bed onvoldoende slaapcomfort biedt. Het is te smal en bovendien neemt je behoefte aan comfort toe met de leeftijd, dat is normaal. In dat kader somt ze dan de namen van bevriende stellen die nieuwe bedden hebben gekocht met aparte matrassen, alleen de sprei verenigt de beide slaapplaatsen.
“Wil je dát dan, Diederik?”
Het was een retorische vraag geweest. Ze wilde “nog altijd” graag met hem in één bed slapen, als ze maar ruimte had wanneer ze daar behoefte aan voelde.
“En als ik wil, kruip ik lekker tegen je aan. Dat gedwongen klitten in dat smalle bed benauwt me verschrikkelijk. Dat moet je toch merken.”
Inderdaad reageert ze de laatste tijd vaak afwijzend als hij tegen haar aan kruipt, maar hij weet dat aan relationele spanningen.

Nieuwe fase
Het kwam niet bij hem op dat er een qua bedgedrag nieuwe fase in het huwelijk was aangebroken. Pas de afgelopen ochtend, bij het proefliggen op het nieuwe bed in het woonwarenhuis begon de werkelijkheid tot hem door te dringen. Op uitdrukkelijk verzoek van Claudia gaat hij liggen, aan zijn kant. Zij strekt zij zich uit, zo ver mogelijk van hem vandaan.
“Echt een fijn bed, Rik,” zegt ze genietend. “Jij gaat dat ook beseffen, als je er in geslapen hebt.”
Hij vindt haar wreed en is bijna in tranen, maar heeft geleerd dat ze daar niet van onder de indruk is. Omwille van de echtelijke harmonie zet hij zijn gevoelens kordaat opzij.
“Je krijgt er gratis kussens bij,” zegt hij op een actiebord wijzend. Hij heeft zich teruggetrokken in onverschilligheid, het kan hem allemaal niet meer schelen.
Claudia neemt zijn opmerking serieus.
“Dat is waar, die oude kussens gaan we ook vervangen. En we nemen een nieuwe matras. En een nieuw dekbed.”

Klaarwakker
En zo is het gebeurd, ze hebben alle spullen bij elkaar gezocht en op een karretje naar de auto gebracht. Vervolgens zijn ze weer naar binnen gegaan om Zweedse gehakballetjes te eten, Claudia trakteert. Toen naar huis, alle onderdelen uitpakken en aan de hand van de gebruiksaanwijzing monteren. Vervolgens eten bij vrienden, nog even tv kijken en naar bed. Claudia is, na een paar extatische genotsuitingen, snel ingeslapen en hij kennelijk ook. De wekker geeft aan dat het vier uur is: 4.00 uur om precies te zijn. Hij voelt zich klaarwakker. Door de kieren van de gordijnen schijnt zilver maanlicht. Het is stil, de trams zijn in de remise en de luidruchtige verkeersstroom op de ringweg is opgedroogd. Van de andere kant van het bed hoort hij Claudia ademen alsof ze een heerlijke bedwelming opzuigt uit het nieuwe matras. Diederik moet toegeven dat het comfortabel ligt en dat het dekbed licht is en toch warm, zoals de productbeschrijving van de winkel beloofde.
 
Gerieflijkheid
Vrolijker wordt hij er niet van. Aangezien ze om half zeven opstaan moet hij nog tweeëneenhalf uur in bed liggen, alleen, want Claudia is onbereikbaar. Hij ziet er als een huis tegenop, tegen het restje van deze nacht en alle eenzame nachten die nog zullen volgen. Hij moet accepteren dat ook bij Claudia en hem de vanzelfsprekende intimiteit voorbij is gegaan. Het is vreemd, dat hij die ontwikkeling bij anderen signaleerde en afkeurde, maar niet besefte dat bij hem hetzelfde proces aan de gang was. Claudia heeft gelijk: de behoefte aan aanraking en koestering zwakt bij de meeste mensen af en de fysieke afstand neemt toe. Het is niet alleen zo in bed. Vrienden die in de stad zijn, slapen in een hotel en ook Claudia is blij als ze bij het logeren privacy heeft en geen half geklede huisgenoten tegen het lijf loopt. Hij vindt het een verontrustende trend, die echter onbespreekbaar is met zijn vrienden. Hij heeft de indruk dat de meesten het proces accepteren, of, zoals Claudia, het zelfs prettig vinden dat het samenleven minder indringend wordt, meer gericht op gemak en gerieflijkheid.

Allerindividueelste expressie van het nieuwe bed

Naast hartverwarmende lofprijzingen krijg ik ook pittige kritiek. Waarom doe je dat jezelf aan, vragen mensen me. Waarom stel je je niet op als een bevlogen romanschrijver die de allerindividueelste expressie van zijn allerindividueelste emotie uit zijn laptop wringt? Die tijdens het scheppingsproces als een kluizenaar leeft en iedereen afblaft die hem afleidt van zijn werk. Dat is immers de manier waarop onsterfelijke kunst tot stand komt.  

Ongelezen romans
Zeker worden op die manier een paar topromans geschreven – en een berg manuscripten die niemand begrijpt en die ongelezen blijven. Dat laatste zou zeker het lot zijn van mijn roman, als ik niet voortdurend feedback kreeg. Als kind nam ik aan dat iedereen zo dacht als ik en dat is nog steeds een valkuil. Ik heb geleerd wat de aanspreekpunten van anderen zijn en heb van communiceren zelfs mijn beroep weten te maken. Maar nog altijd moet ik oppassen dat ik geen wegen insla waarop niemand mij kan volgen.
Kussende hetero’s
Zo beschreef ik twee weken geleden in hoofdstuk 1 de verjaardag van Diederik. Ik schetste het beeld van een zestiger die de zaken redelijk op orde heeft en omringd wordt door een trouwe en stabiele vriendenkring. Hij is jarig en krijgt cadeaus.
“Eén van de grijze mannen kust hem op beide wangen en overhandigt hem een boek,” schrijf ik in mijn onschuld. Het is een illustratie van de omgangsvormen in de groep, meer niet. Een homofiele meelezer zocht echter een diepere betekenis.
“Is het gebruikelijk dat heteromannen elkaar kussen?” vraagt hij twijfelend. De homo’s die hij kent, kussen en knuffelen elkaar alleen als ze seksuele bedoelingen hebben. En staat er niet met nadruk: “één van de grijze mannen”.         

Geheime liefde
Mijn meelezer vermoedt waarschijnlijk een geheime liefde en verwacht dat dit een thema wordt in de roman. Volkomen ten onrechte: dit is de enige keer dat ik de man vermeld. Hij is gewoon één van de vele vrienden die Diederik kussen. Ik nam aan dat het gebruikelijk is dat mannen in een bepaald milieu elkaar kussen. Normaal, leek mij, maar misschien is het heel uitzonderlijk dat autochtone Nederlandse mannen elkaar kussen. Dan zette die ene zin de lezer op ghet verkeerde been en dat is precies wat je als schrijver wilt vermijden. Hoe meer ogen meekijken, des te scherper zie ik wat ik wil vertellen.
Drie presentaties
Onder dit blog volgt weer een fragment dat een indruk geeft van het hoofdstuk 3. De hele tekst over de komst van het nieuwe bed vind je voorzien van tussenkopjes in een extra blog. Belangstellenden van wie  ik het e-mailadres heb, krijgen de in boekletters gezette wordversie. Ik hoop op veel feedback.
Toen ze op kamers ging, heeft Claudia zelf een bed in elkaar geschroefd uit hout dat ze had gevonden. Eigenlijk gestolen, maar omdat het op een grote stapel onbewaakt in de publieke ruimte lag, voelde dat niet zo. Diederik was gehecht aan het ruwe bouwsel waarin zijn zoon is verwekt en vervolgens geboren. Dat monument van hun echtelijk leven hebben ze de voorgaande avond buitengezet, na de montage van het vervangende slaapmeubel. Het staat nu buiten in de koude nacht onder een straatlamp om ’s ochtends, over een paar uur, te worden opgehaald met het andere grofvuil.

Tot dit moment heeft Diederik weinig acht geslagen op de klachten van zijn vrouw dat het oude bed onvoldoende slaapcomfort biedt. Het is te smal en bovendien neemt je behoefte aan comfort toe met de leeftijd, dat is normaal. In dat kader somt ze dan de namen van bevriende stellen die nieuwe bedden hebben gekocht met aparte matrassen, alleen de sprei verenigt de beide slaapplaatsen.
“Wil je dát dan, Diederik?”
Het was een retorische vraag geweest. Ze wilde “nog altijd” graag met hem in één bed slapen, als ze maar ruimte had wanneer ze daar behoefte aan voelde.
“En als ik wil, kruip ik lekker tegen je aan. Dat klitten in het smalle bed benauwt me verschrikkelijk. Dat moet je toch merken.”


Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

vrijdag 4 mei 2018

Te grijs hfd 2 Eerste werkdag en hoeragroep

Als Diederik op zijn eerste werkdag in Utrecht naar het station fietst, is hij in een uitstekende stemming, mede dankzij de dagen van harmonieuze en productieve samenwerking met zijn partner. Op het perron wacht hem echter een teleurstelling. De extra vroege trein die hij heeft uitgekozen, laat op zich wachten wegens een “aanrijding met een persoon”. Een man die naast Diederik in de menigte staat, uit hierover zijn verbazing.
“Het komt geregeld voor dat iemand onder de trein loopt, maar zelden zo vroeg op de dag, tijdens de ochtendspits.”
“Hij had zeker haast,” zegt een andere forens geërgerd. “Hij kon niet wachten tot de drukte voorbij was.”
Diederik heeft in de krant gelezen dat het vooral mannen zijn die zelfmoord plegen, vaak mannen in zijn leeftijdsgroep. Ook hij kan weinig begrip opbrengen voor de kalende suicidaal die zich juist voor de trein heeft geworpen op Diederiks eerste werkdag in zijn nieuwe job.

Nog big deal
Eindelijk arriveert er een trein en de reizigers persen zich erin. Door toeval heeft Diederik een zitplaats, aan het raam zelfs. Een beetje benauwd krijgt hij het wel, omdat er een dikke leeftijdgenoot naast hem zit en boomlange twintiger tegenover hem. De menigte houdt zich opmerkelijk stil. Iedereen, zittend of staand, is verdiept in zijn telefoon, krant of boek. Pas als ze door een klein station razen, ontstaat geroezemoes. Dit blijkt de plaats des onheils. Hoe mensen dat weten, is Diederik een raadsel. Hij hoort zelfs de naam noemen van de ongelukkige. Dat laatste woord komt bij hem op, nu zijn ergernis over de vertraging is gezakt. Het is inderdaad een man van tegen de zestig, een hem onbekende mediapersoonlijkheid van wie de uiterste houdbaarheidsdatum was overschreden en wiens programma was geschrapt.
“But Diederik is still going strong,” zegt hij tegen zichzelf. Hij zal het wel redden, daar op het hoofdkantoor. In zijn lange loopbaan heeft hij voor vele hete vuren gestaan. Dat hij nerveus is, ligt voor de hand, hij komt in een heel nieuwe groep mensen. Gelukkig maakt hij gemakkelijk contact. Hij haalt bewust een paar keer diep adem en pas dan valt hem op dat er boven de weilanden een verblindende lichtshow aan de gang is, een vuurwerk van machtige proporties. Niemand schenkt er aandacht aan, het is de zon die opkomt, no big deal.

Spectaculaire ontvangst
Het hoofdkantoor ligt gelukkig vlakbij het station. Met grote passen loopt Diederik er heen en stapt de hal binnen. Een groep onbekende collega’s luid begint te applaudisseren. Hij verwacht dat achter hem een Bekende Nederlander is binnengekomen of een personeelslid dat een bankoverval verijdeld heeft. Hij ziet echter alleen de schoonmaker die het bordes heeft geveegd.
De bank is in gedragsnormen pijnlijk egalitair, dat weet hij uit de mission statement die ook in het effectenbedrijf ingelijst aan de muur hing. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat een laag ingeschaalde medewerker applaus krijgt voor een simpele taak die hij dagelijks verricht. Dat mensen van zijn eigen afdeling de ochtendvergadering overslaan om hun nieuwe collega al bij voorbaat toe te juichen ligt evenmin voor de hand. Tijdens de voorgesprekken over zijn komst, was zijn nieuwe chef beleefd geweest, maar niet meer dan dat. De folder die het applauscomité hem overhandigt, maakt een einde aan zijn onzekerheid.
“De financiële sector ligt onder een vergrootglas.” leest Diederik terwijl hij naar de liftgroep loopt. “Van alle kanten komt kritiek op ons af. Maar wij van Trots op de bank laten ons mooie beroep niet bederven. Wij gaan elke dag enthousiast aan de slag. Dat laten we zien met deze applausactie.”

Vreemde actie
Terwijl hij naar de lift loopt, klinkt opnieuw applaus op. Kennelijk is er weer een werknemer gearriveerd. Gezien het gevorderde tijdstip moeten de leden van dit bizarre welkomstcomité er al een paar uur staan. Diederik is verbaasd over hun enthousiasme – en over hun gebrek aan kritisch vermogen. Onder de effectenhandelaren gold het als een feit dat de bankiers door overmoed en machtshonger zelf hun sector in de soep hebben gedraaid. De dagelijkse dienstverlening is het kind van de rekening, daarover valt niks te juichen. De kantorennetten zijn uitgedund. Klanten die bellen worden ontmoedigd door bizarre keuzemenu’s en lange wachttijden. Wie geld wil overmaken moet die functie opzoeken op schermen vol reclame. Aanvragers van hypotheken krijgen pas na weken offertes en die zijn vaak fout ook. Diederik weet dat uit eigen ervaring. Zijn klappende collega’s moeten daarvan ook op de hoogte zijn. Vreemde actie.


Virtuele dochters
Hij stapt uit de lift naar het zaaltje met het nummer dat hij heeft op gekregen. Door de glazen deur ziet hij zijn afdelingsgenoten al in druk overleg. Af en toe buigt iemand zich naar een centrale microfoon, kennelijk om de collega´s toe te spreken die thuis aan de telefoon zitten. Een enkeling staat al, laptop in de hand, ze zijn bijna klaar. Hij besluit het gezelschap niet te storen en gaat naar de koffieautomaat.
Weldra stroomt het zaaltje leeg. Een aantal mensen loopt haastig langs hem heen, pratend in de telefoon. De meesten groeperen zich echter rond hem, de nieuwe collega. Het zijn voornamelijk vrouwen, die qua leeftijd Diederiks dochter konden zijn, in ieder geval biologisch. Er zijn een paar mannen, ook zij nauwelijks ouder dan zijn enig kind, zoon Sebas. De afdelingschef zou een jongere broer van hem kunnen zijn, wel een nakomertje, Diederik schat hem achterin de veertig.
Een rijzige vrouw met een melodieuze stem geeft hem als eerste een hand.
“Dus jij bent de vluchteling uit Amsterdam, ” zegt ze. “Wees gerust: deze afdeling zal nog heel lang blijven bestaan. Zolang we de mannen aan de top maar af en toe in het zonnetje zetten.”
De baas reageert geërgerd.
“Ik dacht dat onze afdeling toch wel wat meer deed dan dat, Iris. En dat mag jij Diederik laten zien. Jij wilde een redacteur: nou, daar staat hij.”

Mobielloze zonderling

Diederik schudt handen, neemt beste wensen in ontvangst en volgt Iris naar de werkruimte.
“Ik ben benieuwd waar ik zit,” zegt hij. Ze kijkt hem verbaasd aan.
“Was bij jullie in Amsterdam het nieuwe werken nog niet ingevoerd? Hier kies je als je op kantoor komt zelf een plek die je prettig vindt. Inloggen kun je overal. Laten we eerst je laptop en je smartphone ophalen. Heb je al gebeld wanneer je kunt komen?”
”Ik heb mijn oude telefoon ingeleverd.”
“En in de stress van de eerste werkdag heb je je eigen mobiel thuis laten liggen.”
“Ik heb zelf geen mobiel.”
Ze trekt haar wenkbrauwen op en hij legt uit.
“Ik bel weinig, ik heb een hekel aan telefoneren.”
“Maar als je iets moet opzoeken, openingstijden of de beste route ergens heen, hoe doe je dat dan?”
”Thuis op de pc en met de TomTom. Op mijn vorige werktelefoon kon ik alleen bellen.”
Iris is zichtbaar van haar stuk gebracht door dit inkijkje in het leven van de primitieve mens en hij zegt:
”En sms’en, dat deed ik best vaak.”
Deze blijk van bredere technologische kennis maakt geen indruk. Ze pakt kordaat haar eigen telefoon en informeert over de status van wat zijn mobiele werkplek heet. Daar is nog niks aan gedaan, de technische afdeling heeft het bericht van zijn komst over het hoofd gezien. “Maar woensdagochtend om 9 uur staat je apparatuur voor je klaar,” zegt Iris opgewekt. “Laten we eerst beneden koffie gaan drinken, dan zal ik je wat vertellen over ons team. Jammer dat je vanochtend laat was, dan had je je collega´s even kunnen meemaken, maar er komen nog genoeg vergaderingen. Het is een leuke groep mensen. Gezellig dat we er nog een man bijkrijgen, ook al is het…”
“Een oude kerel,” vult hij aan.
Ze legt haar hand op zijn arm.
”Betrapt,” zegt ze lachend. Dan komt de lift en kunnen ze niets meer zeggen, het is te vol.

Agrarisch accent
Zwijgend dalen ze, terwijl het geluidssysteem commercials van de B staat voor Beter-campagne ten gehore brengt.
“Van mijn oude bank kreeg ik een schrale rente,” vertelt een agrarisch klinkende mannenstem. “Maar nu heb ik de Toprekening van B-Bank.” Er volgt een jingle en een vrouwenstem jubelt: “Je spaart beter bij B-bank.” Na een tweede jingle volgt de payoff: “B-bank, met de B van Beter.” Simpele taal, afgestemd op de doelgroep van de bank, vooral laagopgeleiden buiten de Randstad.
Diederik en zijn gids stappen uit en gaan naar een licht atrium met restaurants, koffiebars en flexibele werkplekken. Iris bestelt een cappucino voor Diederik en neemt zelf een latte macchiato. Met de bekers in de hand lopen ze naar een coupé-achtige zitmodule van rood materiaal, een van de vele exclusieve meubelen in deze ruimte. Diederik kijkt zijn ogen uit, hij kwam zelden op het hoofdkantoor.
“Dit is allemaal nog van de bank die hier vóór ons zat,” legt Iris uit. “We konden hier zo intrekken toen ze failliet gingen. Deze ruimte was net feestelijk in gebruik genomen.”

Administratief geld
Diederik begint te begrijpen hoe de gefailleerde bank de steunmiljoenen heeft besteed die de staat overmaakte om haar financiële positie te versterken. Volgens zijn voormalige effectencollega’s wordt ook de B-bank overeind gehouden door een breed scala overheidsmaatregelen. Hoeveel cash er naar Utrecht gaat, wisten ze niet precies, maar hij moet denken in grote bedragen.
“Gemiddeld gaat er per dag zeker een miljard naar de banken in de eurozone,” had er een gezegd en in een poging dit bedrag te duiden: “Dat is duizend miljoen euro.”
“Gebeurt dat dan in het geheim?” had Diederik verbaasd gevraagd. Hij kon zich bij duizend miljoen weinig meer voorstellen dan dat het heel veel was, terwijl hulp aan bankiers bij het publiek gevoelig lag.
“Niet in het geheim,” was het antwoord. “Maar ook niet in het openbaar. Er is veel administratief geld bij.”
De luxe van de lunchruimte brengt het raadselachtige begrip terug in Diederiks geest.
“Verbazend hoeveel je met administratief geld kunt doen,” zegt hij tegen Iris. Ze kijkt hem een moment vragend en besluit dan de opmerking te negeren, mensen van Diederiks leeftijd zeggen wel vaker dingen die onbegrijpelijk zijn of irrelevant.
“Laten we hier gaan zitten, dan kan ik je vertellen wat er verwacht wordt van ons en ook van jou.”

Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

Ondanks kankerangst toch hfd 2

Als ik over kanker wilde schrijven, had ik met de angstbeelden van deze week een roman kunnen vullen. Afgelopen donderdag stond het afsluitende gesprek met de chirurg op de agenda. Vijf jaar geleden heeft hij een grote darmtumor bij mij verwijderd. Deze zware ingreep en een intensieve chemotherapie moesten mij weer gezond maken. In een derde van de gevallen komt de ziekte terug binnen vijf jaar. Vergeleken bij de darmkankerpatiënt waren de geallieerde soldaten die onder Duits vuur op de Normandische stranden landden in een comfortabele situatie. Hun overlevingskans lag boven de 90%.

 

Net genoeg gewerkt
Vijf jaar ben ik elk kwartaal gecontroleerd, zodat ik bij recidief snel een levensverlengende behandeling kon krijgen. Genezing was dan een gepasseerd station. In die vijf jaar heb ik regelmatig gehoord van lotgenoten die deze weg naar het kerkhof waren ingeslagen. Uiteraard kwamen zulke ijzingwekkende berichten juist als mijn eigen controle naderde. Iedere keer was ik doodsbang. Hoewel het risico afneemt met de tijd, greep de angst mij deze keer het meest naar de keel. Aan schrijven kwam ik amper toe. Ik kon me net genoeg concentreren om hoofdstuk 2 klaar te maken voor publicatie.    

Drie presentaties
Net als vorige keer zal ik de tekst op drie manieren presenteren. Onder dit blog volgt een fragment dat een indruk geeft van het hoofdstuk. De hele tekst over Diederiks kennismaking met zijn nieuwe baan vind je voorzien van lezersvriendelijke tussenkopjes in een extra blog. Belangstellenden van wie  ik het e-mailadres heb, krijgen de in boekletters gezette wordversie. Ik hoop dat ik daarmee iedereen goed bedien. Veel leesplezier gewenst, ik ga genieten van mijn nieuwe status van gezond mens.

Eerste werkdag en hoeragroep
Het hoofdkantoor ligt gelukkig vlakbij het station. Met grote passen loopt Diederik erheen en stapt de hal binnen. Een groep onbekende collega’s begint luid te applaudisseren. Hij verwacht dat achter hem een Bekende Nederlander is binnengekomen of een personeelslid dat een bankoverval verijdeld heeft. Hij ziet echter alleen de schoonmaker die het bordes heeft geveegd.
De bank is in gedragsnormen pijnlijk egalitair, dat weet hij uit de mission statement die ook in het effectenbedrijf ingelijst aan de muur hing. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat een laag ingeschaalde medewerker applaus krijgt voor een simpele taak die hij dagelijks verricht. Dat mensen van zijn eigen afdeling de ochtendvergadering overslaan om hun nieuwe collega al bij voorbaat toe te juichen ligt evenmin voor de hand. Tijdens de voorgesprekken over zijn komst, was zijn nieuwe chef beleefd geweest, maar niet meer dan dat. De folder die het applauscomité hem overhandigt, maakt een einde aan zijn onzekerheid.
“De financiële sector ligt onder een vergrootglas,” leest Diederik, terwijl hij naar de liftgroep loopt. “Van alle kanten komt kritiek op ons af. Maar wij van Trots op de bank laten ons mooie beroep niet bederven. Wij gaan elke dag enthousiast aan de slag. Dat laten we zien met deze applausactie.”
Terwijl hij naar de lift loopt, klinkt opnieuw applaus. Kennelijk is er weer een werknemer gearriveerd. Gezien het gevorderde tijdstip moeten de leden van dit bizarre welkomstcomité er al een paar uur staan. Diederik is verbaasd over hun enthousiasme – en over hun gebrek aan kritisch vermogen.
Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com