vrijdag 27 juli 2018

Te grijs Hfdst 12 Afscheid op La Gomera (13 juli)


Een week na de crematie van hun vriend komen Diederik en Claudia aan in La Gomera, met de boot vanuit Tenerife. Het haventje is klein, net als de plaquette die memoreert aan het vertrek van Columbus naar de Nieuwe Wereld. Claudia begint hem meteen te vertalen en verbaast zich over de geringe omvang van de expeditie.
“De bemanning van die drie bootjes kon makkelijk in twee stadbussen. Een schamel troepje om een heel continent te veroveren. Maar als je echt iets wil, kan je verbazend veel.” 
Ze hebben geen tijd om deze wijsheid op hun eigen levens toe te passen, omdat ze worden aangesproken door de taxichauffeur van de reisorganisatie. Weldra zigzaggen ze de hoogte in naar het centrale plateau, grotendeels kaal terrein met hier en daar eilandjes van plastic, waaronder bananen worden gekweekt. Door het kunststof heen herkennen ze de bladeren. Links van hen bestaat het landschap uit scherpe pieken en diepe kloven. Na een tijdje passeren ze aan de rechterkant de laurierbossen waarom het eiland bekend staat, maar de bomen zijn kaal en geblakerd door een brand. Ze zigzaggen opnieuw, maar nu omlaag: een smal dal leidt naar de zee die ze van verre zien liggen. Tot vlakbij  hun bestemming zien ze half verbrande palmbomen.
“Es tambien por el grande fuego?” vraagt Claudia. De chauffeur bevestigt het, de brand duurde een week en het woei hard. Daarna houdt de man een boos betoog waarin het woord bomberos verschillende keren valt, ze vermoeden dat het gaat over de oorzaak van de brand, ontploffingen van iets. Later zien ze het woord terug op de plaatselijke brandweerkazerne.

Badplaatsje
Diederik heeft op de kaart gezien dat hun badplaatsje bestaat uit drie kernen op een van de zeldzame plekken op het eiland waar de bergen niet loodrecht afdalen in de oceaan maar er langs de kust een paar kilometer vlak terrein is. De taxi brengt hen naar het meest westelijke gedeelte, een wijkje met winkels en lage appartementencomplexen. Dat van hen is door een muur gescheiden van de onzichtbare, maar zeer hoorbare oceaan.
“Ziet er goed uit,” zegt Claudia terwijl ze op het bankje neerploft en rondkijkt. “Heb je een borrel voor me, Diederik?”
Door ervaring wijs geworden nemen ze altijd rum en krentenkoeken mee op reis, zodat ze niet meteen na aankomst kregel en hongerig hoeven te zoeken naar een horecagelegenheid. Ze drinken rustig een drankje en gaan dan naar buiten. In het intussen nachtelijke wijkje zijn verschillende restaurants. Ze kiezen degene die de minste pretenties heeft. Verstandig omgaan met geld is hun tweede natuur.
“Jullie doen veel dingen op dezelfde manier,” zei Sebas een keer in een gesprek over relaties. “En jullie hebben veel gemeenschappelijke interesses. Dat maakt het allemaal een stuk makkelijker.”
Aan die conclusie denkt Diederik de laatste tijd vaak terug. Waarom zijn Claudia en hij niet gewoon gelukkig samen. Ze passen bij elkaar, ze zijn welgesteld, ze wonen in een van de rijkste en best georganiseerde landen in de hele wereld. Waarom in Godesnaam zit hij te somberen en is zij de helft van de tijd gespannen en geïrriteerd? Als je echt iets wil, kun je verbazend veel, daar had Claudia gelijk in. Misschien zorgt het verblijf op dit eiland voor een keerpunt in de relatie.

Oudere hippies
De volgende ochtend eten ze een koek en gaan de omgeving verkennen. Het valt hen op dat er in het dorp oudere hippies rondlopen en dat boetiekjes hippie-achtige kleren aanbieden. Ze volgen de strandweg die de appartementenwijk verbindt met het haventje, dat een paar kilometer verder ligt. Mogelijkerwijs hebben Canarische plannenmakers zich voorgesteld dat dit weggetje zou uitgroeien tot een boulevard met een levendig strand aan de ene kant en hotels en restaurants aan de landzijde. Zo is het elders op de subtropische archipeleilanden gebeurd, maar La Gomera is afgelegen en hun dorp is op het eiland een soort Roodeschool in Noord-Groningen, maar dan zonder spoorverbinding. De grootschalige toekomst is nooit werkelijkheid geworden en zo lopen ze weldra tussen bananenplantages en strand waar slechts hier en daar mensen liggen te zonnen en een zee waarin niemand zwemt, wegens de scherpe rotsen en – zoals ze proefondervindelijk vaststellen - de lage watertemperatuur. Op het trottoir wandelen voornamelijk slanke Duitse stellen, de meeste veel jonger dan Diederik en vaak met een baby in de draagzak. Er zijn ook oudere echtparen, die opvallend vaak hand in hand lopen. Ook Diederik en Claudia doen dat, niet uit gewoonte, maar uit een verlangen naar elkaar dat des te sterker is, omdat ze hier over hun toekomst gaan praten, over de mogelijkheid dat ze uit elkaar gaan.

Ziedende zee
De dagen gaan voorbij met rustig vermaak. Ze beklimmen de rotsen, gaan met scooters het binnenland in en bewonderen de dolfijnen tijdens de walviscruise. Op de laatste avond, na het eten, wandelen ze naar het meest westelijke strand, een met rotsen bezaaide strook lavazand tussen steile bergwanden en een ziedende zee. Op een willekeurige plek blijven ze staan, ook nu hand in hand, hoewel ze weten dat het moment van de waarheid is gekomen. Boven het gebulder van de golven klinkt in flarden het gezang van Duitse hippies die een ritueel opvoeren voor de zonsondergang. Claudia doorbreekt het zwijgen.
“Ik kan zo niet door met je. Ik wil een partner die me blij maakt, die me het gevoel geeft dat ik een leuk mens ben, een aantrekkelijke vrouw. Die me het gevoel geeft dat het leven fijn is of althans de moeite waard. En jij doet dat niet.”
Ze kijkt hem aan, geschrokken van haar eigen woorden. De Duitsers lopen achter elkaar in een kring over het zand. Een van hen heeft een klein kind op de schouder dat uitgelaten kraait. Claudia wijst:
“Zo wil ik me voelen als ik bij je ben, al is het maar af en toe. Nooit is te weinig,” zegt Claudia en begint te huilen. Diederik trekt haar tegen zich aan en mompelt over haar haren heen:
“Leven is niet mijn hobby. Sorry.”
Nog even samen
De beklemming wordt te groot, ze zetten zich in beweging naar waar het strand versmalt en uiteindelijk verdwijnt, maar zover komen ze niet want Claudia houdt al snel abrupt halt.
“Het ligt ook aan mij. Ik denk negatief over je, ik doe onaardig. We zijn allebei…”
Ze doet een paar stappen terug voor een golf die hoog het strandje oploopt.
“Ik moet nadenken hoe het beter kan. We moeten samen beter kunnen. Ik ga een tijdje bij Anja logeren… Wat is er aan de hand?”
“Een heel hoge golf,” waarschuwt Diederik en probeert haar mee te trekken, waarop zij juist geërgerd blijft staan. Dom, want vijf tellen later staat ze tot boven haar middel in het water. Diederik is nat tot de knieën. Hij zag het water naderen en is veel langer dan zijn vrouw. Zo snel als het water is gekomen, verdwijnt het. Ze trekken zich terug op een platte rots en kijken elkaar aan. Dan lachen ze en omhelzen elkaar, ongemakkelijk in de natte kleren maar afgeleid van de spanning van het moment. Pratend over van alles en nog wat keren ze terug naar hun appartement om droge kleren aan te trekken. Dan gaan ze eten in een restaurant met uitzicht op de zee. De spanning tussen hen is uit de lucht en ze praten honderd uit, halen herinneringen op aan hun eerdere reizen en roddelen over de andere gasten. Na de koffie wandelen ze nog even en gaan dan naar bed. Ze kunnen geen van beiden slapen en liggen in het donker met hun eigen gedachten, tot Claudia tegen hem aankruipt. Hij streelt haar haren, volgt met zijn handen de vormen van haar lichaam. De aanstaande scheiding werkt ook bevrijdend op de lusten en ze hebben een nacht zoals ze in geen jaren hebben gehad. De volgende dag pakken ze in en ondernemen de lange reis naar huis, blij dat ze nog even samen zijn.


 

Te grijs Hfdst 14 B-bank failliet (27 juli)

Diederik zit al aan een volle tafel, als Iris binnenkomt. Ze wisselen een blik uit. Een van de tafelgenotes merkt het meteen op en kijkt Diederik aan. Waarschijnlijk is er al gespeculeerd over de aard van hun onmiskenbare vriendschap.
“Waar is onze baas?” vraagt Diederik haar.
“Dat vroegen wij ons ook af. Zijn auto staat er niet meer. We hebben bij het nieuws gezocht naar iets spectaculairs. Misschien dat Marjan iets weet, maar zij is er ook niet, al staat haar auto er nog wel.”
Teameider Marjan komt op dat moment binnen en vraagt de aandacht.
“Kan iemand de televisie aanzetten? Dan hoef ik verder niks meer te zeggen.”
De televisie heeft een item over drijvende olie-installaties, maar onder het beeld loopt een band met breaking news. Na een paar andere onderwerpen komt het grote nieuws: B-bank vraagt uitstel van betaling aan, de handel in de aandelen is stopgezet. Marjan knikt ernstig.
“De redactie heeft ons vannacht gevraagd of we het gerucht over betalingsuitstel konden bevestigen, wat we natuurlijk niet deden. Ze hadden niks concreets, maar onze baas is direct naar kantoor gegaan. We geven trouwens geen commentaar, tot het zover is. De CEO is nu op weg naar de rechtbank. Als die het uitstel heeft toegewezen komt de bank met een boodschap.”

In de kern kritiek
Iedereen begint tegelijk te praten. Hoe is dit mogelijk? De situatie was uitdagend, maar het beleid is daarop afgestemd, dat was de communicatielijn. B-bank is in de kern robuust en werkt constructief samen met de toezichthouders. De problemen zijn oplosbaar en de afgelopen maanden is al veel werk verzet. Of was het allemaal gejokt en had de CEO dit allang voorzien?
Diederik hoort de stem van Iris: “Een vooruitziende blik is niet de sterkste kant van onze grote leider. Aan de cijfers kon iedereen zien dat dit eraan zat te komen.”
Iedereen kijkt naar Diederik, want deze wijsheid moet van hem afkomstig zijn.
Schuldbewust zegt hij: “Ik heb gezegd dat de toestand kritiek was en dat we er zonder hulp niet uit zouden komen. Als je naar de toelichting op de balans kijkt…”
Niemand luistert naar hem, het is oud nieuws. Wat gaat er nu gebeuren, dat is de vraag en iedereen lijkt hem tegelijk te stellen aan Marjan, die nee knikt.
“Ik weet alleen dat wat ik gezegd heb.”
“Staan we dan allemaal op straat?” vraagt iemand.
”Er is altijd de mogelijkheid van een doorstart, maar als je een betere baan krijgt aangeboden, zou ik die nemen. Dat moet je natuurlijk altijd doen.”
“En het programma van zo meteen, over het jaarplan van de afdeling, gaat dat door?”
“Over een uur weet ik meer, dus als we dan hier terugkomen, geef ik jullie een update. Ga niet zelf rondbellen voor meer informatie, want dan verspreid je het nieuws en gaan de klanten allemaal tegelijk hun geld opnemen.”
“En dat geld is verdwenen,” constateert Iris. Marjan wil uit gewoonte deze negatieve constatering tegenspreken, maar bedenkt zich.
“Ik denk dat Iris de situatie goed samenvat: onze bank zit aan de grond. Wat er vandaag gebeurt weet ik niet. Ik zou zeggen: laat het ontbijt je goed smaken.”

Ontbijtlekkernijen
Mensen lopen naar het ontbijtbuffet en leggen lekkernijen op hun bord, die ze vervolgens toch niet opeten, hun onrust is te groot. Iris loopt naar Diederik toe.
“Zullen we even gaan wandelen?”
Ze lopen naar hun kamers om hun jas te pakken, hij is het eerste klaar en klopt bij haar aan. Ze doet open en kust hem op zijn lippen, alsof hij haar man is of een van haar kinderen. Hij haalt een pluisje uit haar haar.
“Blijf even zo staan, ja, ik heb het.”
Ze lopen het beboste terrein af en gaan het echte bos in. Iris geeft hem een arm.
“En, zie je het weer wat meer zitten?”
“Nou ja, we staan op straat geloof ik.”
Ze maakt zich abrupt van hem los en gaat tegenover hem staan, boos.
“Het is ook nooit goed voor jou.”
Dat zegt Claudia vaak genoeg. Diederik voelt zich in het nauw gedreven.
“Ik vond het natuurlijk heerlijk dat je met me naar bed bent gegaan. Dat wel.”
In haar onderdrukte woede lijkt ze nog langer dan ze al is, haar ogen kijken hem met verachting aan.
“Dat wel,” herhaalt ze ijzig. “Ik zal me deze nacht altijd herinneren. Omdat die fijn was en ontspannen en op het juiste moment kwam. Omdat ik hoopte dat we elkaar na stonden en dat bleek ook zo te zijn. Het was voor mij een wondertje.”
Ze zet de handen op haar heupen en kijkt hem aan. Wat moet Diederik antwoorden?
“Ik druk me niet altijd zo gelukkig uit.”
“Dat is te gemakkelijk, Diederik. Je doet niet erg je best om gelukkig te zijn met wat je in de schoot krijgt geworpen. Je vindt het makkelijker om aandacht te geven aan wat nog ontbreekt of nog niet goed genoeg is.”
“We staan wél op straat,” herhaalt hij.

Boze Iris
Nu wordt ze pas echt boos.
“Je bedoelt dat ík zonder baan en zonder eigen inkomen kom te zitten. Ik moet nog dertig jaar werken. Jij krijgt een zak geld mee en kunt bier gaan brouwen. Ik zou er voor tekenen.”
Ze houdt de handen met de palmen omhoog en kijkt Diederik vragend aan. Hij, die altijd zijn woordje klaar heeft, staat met de mond vol tanden. Maanden heeft hij gesomberd over zijn toekomst als pensionado, over afgedankt worden en buiten de maatschappij staan en trager worden en versuffen. Hij heeft er uitgebreid over geklaagd bij de vrouw die tegenover hem staat en bij al haar leeftijdsgenoten die dit in wezen beschouwden als gezeur van een oude man voor wie het nooit goed is. Over het pad naderen twee collega’s, ze zijn in diep gesprek.
“…en net nu we een ideaal huis gevonden hebben,” zegt er een boos. Dan zien ze Iris en Diederik.
”We storen toch niet?”
“We bespreken de toestand,” zegt Iris. De twee passeren groetend en hervatten hun gesprek.
Iris wacht nog steeds op een antwoord van Diederik, maar dat heeft hij niet.
“Ik begrijp niet waarom je zo aardig voor me bent,” zegt hij tenslotte en pakt een van haar handen, voelt de vingers, knijpt zachtjes. Iris kromt haar vingers om de zijne.
“Omdat je aardig bent. ”

Vale muts
Ze kijkt hem even aan, wendt dan verlegen haar blik af.
“Ik voel me vaak een sloof en een lastpost en een vale muts. Jij geeft me het gevoel capabel te zijn en geestig en sexy. Je vraagt mijn hulp en neemt mijn adviezen serieus. Ik voel me door jou bewonderd.”
“Ik bewonder je ook, net als ik trouwens Claudia bewonder. Ik ben alleen mijn liefde voor haar kwijt, dat is het probleem.”
“Omdat je de liefde voor jezelf hebt verloren.”
Het is een harde waarheid, die hij gedwongen is te aanvaarden. De vrede is hersteld en ze zetten zich weer in beweging, hand in hand nu. Het is onbelangrijk of collega’s hen zo zien. Hun hier en nu, daar gaat het om. Toekomst heeft hun relatie niet.
“We moeten terug,” zegt Diederik. Ze aarzelen, dan drukken ze zich tegen elkaar aan en kussen langdurig om vervolgens terug te wandelen naar het hoofdgebouw, naast elkaar, als goede collega’s. Een paar andere mensen komen ook terug van het bos en voegen zich bij een groep die voor het binnengaan nog een sigaret rookt. Ze wachten op Marjan. Ook Iris bietst een sigaret. Diederik gaat alvast naar hun zaaltje.
Zal hij Claudia bellen met het laatste nieuws? Ze hebben afgesproken dat zij contact met hem opneemt, dus ze zal boos zijn en zeggen dat hij overdrijft, hij heeft sowieso niet lang meer te gaan tot zijn pensioen en de overheid zal B-bank uiteindelijk wel redden. Heeft de staat niet een berg kritiek gekregen toen ze een paar jaar tevoren een kleine bank in West-Friesland failliet liet gaan?

Bewindvoerder
Diederik besluit niet te bellen en loopt weer naar buiten, maar komt in de gang Marjan tegen, gevolgd door de rest van de afdeling. Ze vertelt dat het uitstel van betaling is toegewezen en de rechter een bewindvoerder heeft benoemd. In samenspraak met hem heeft het crisisteam van de afdeling een persbericht verstuurd, een mededeling op het intranet gezet en een geruststellend modelgesprek rondgestuurd voor collega’s met klantencontact.
“We kunnen vandaag niks anders doen dan de storm over ons heen laten komen. Ik zou zeggen: pak je spullen en maak er een leuke dag van, we hebben vrij.”

Iris en Diederik gaan terug naar hun kamers. Met de sleutel in de hand kijken ze elkaar aan, ze weten van elkaar wat ze denken en lachen.
“Dat waren de heidagen,” zegt Iris. ”Het was een aparte belevenis.”
Ze stapt naar hem toe en kust hem uitgebreid. Na geruime tijd maken ze zich los van elkaar en gaan hun bagage pakken.

Heerlijk helder dankzij Kramer vs Kramer

Wat zou het heerlijk zijn om door muziek gedragen te worden als je schrijft. Zoals met dansen, wanneer de muziek je lichaam aanstuurt, direct, zonder tussenkomst van je brein. Of zoals wanneer ik op mijn basgitaar meespeel met een liedje op spotify of youtube. Het duurt even voor ik in the groove kom, maar dan leidt de professionele uitvoering me en weet ik precies wat ik moet doen.

Verhoefs playlist
Esther Verhoef gebruikt bij het schrijven van haar thrillers muziek als inspirator. Bij haar personages horen bepaalde liedjes en die beluistert ze als ze schrijft, keer op keer. Ze gaat zelfs zover dat ze ten behoeve van de  lezers de playlist van haar boeken geeft. Bij De Kraamhulp (2014) horen bijvoorbeeld Thomas Dolby: Scare myself, The police: King of pain, Pet Shop Boys: It’s a sin en Depeche mode: Strangelove.
Sinds wanneer Verhoef deze methode hanteert weet ik niet. Ze maakte haar fictiedebuut in 2003 met Onrust en is met 2 miljoen verkochte thrillers de best verkochte Nederlandse auteur.
Ze kon in 2003, op haar 35-ste, al terugzien op een fantastische loopbaan in de non-fictie. Zo’n zestig informatieve boeken over huisdieren publiceerde ze met een totale oplage van 9 miljoen exemplaren. Ik kan me voorstellen dat de muziekmethode beter werkt bij het schrijven over imaginaire mensen dan over echt bestaande dieren.   

Sluipende schrijvers
P.F. Thomése (Wladiwostok 2007) gebruikt geïmproviseerde jazz om op gang te komen en in de gewenste stemming te raken. “Componisten en musici bewandelen de directe weg tot het hart. Een schrijver is beperkt tot de ratio en zoekt allerlei kronkelweggetjes en ingewikkelde sluip-door-kruip-doorroutes om tot het hart van de lezer door te dringen. Een schrijver reflecteert op de werkelijkheid, een musicus en zijn luisteraars zitten er middenin.”
De muziek verduidelijkt wat Thomése wil opschrijven en laat hem zien hoe hij zijn werk moet aanpakken: “Ik streef ernaar het ordeningsprincipe van een jazzimprovisatie toe te passen, door versnellingen en vertragingen aan te brengen en tegen de ene melodielijn een contrapunt aan te brengen, zodat een alinea in tegenspraak met zichzelf raakt, er een dubbelzinnigheid ontstaat.”
Musici en schrijvers willen hetzelfde bereiken, maar met andere middelen.


Kramer vs Vivaldi
Als ik van de methode Verhoef had geweten, had ik hem voor Te grijs gebruikt om Diederik en Claudia te leren kennen. Nu is het daarvoor te laat: ik ken mijn pappenheimers intussen door en door. Met de geïmproviseerde jazz van Thomése heb ik niks, maar dat hij een voorbeeld neemt aan de muzikale aanpak spreekt me erg aan.
De komende weken moet ik mijn materiaal ordenen tot een boek. Wat ik daarvoor nodig heb, zijn werklust en helderheid. Werken wil ik graag. Mijn helderheid wil ik stimuleren met een stukje Vivaldi uit het echtscheidingsdrama Kramer vs Kramer met Dustin Hoffman en Meryll Streep. Dat muziekje is onderhoudend, sober en van een dwingende logica. Precies zo wil ik dat mijn roman wordt.

Met dank aan Cécile Sanders (research) en Angeline Jansen (redactie)

In apart tekstblog hfdst 14: B-bank gaat failliet

Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

zaterdag 21 juli 2018

Te grijs Hfdst 13 Met collega Iris naar de hei (20 juli)


De afdeling Communicatie verzamelt zich ieder jaar twee dagen op een externe locatie om zich te beraden over de toekomst. Als Diederik met zijn weekendtas bij het congrescentrum arriveert, staat een aantal collega´s al met rolkoffertjes bij de incheckbalie, een beetje onwennig in vrijetijdskleding.
Het inchecken verloopt efficiënt en weldra kan Diederik over een bospad naar het paviljoen wandelen waar zijn kamer is. Hij zet zijn tas op het koffertafeltje, pakt zijn toiletspullen en poetst zich een beetje op. Net als hij de kamerdeur achter zich dicht wil trekken komt Iris aanstormen. Ze is lichtelijk rood aangelopen en vraagt kortademig: “Kamer 26, weet jij waar dat is?”
“Ik heb 25, dus het moet in de buurt zijn.”
Hij draait zich om een wijst naar het nummerbordje.
”We zitten naast elkaar.”
Als Diederik in de vergaderzaal komt, staat op een groot scherm het thema van de retraite: Bij de Beste bank hoort ook de Beste naam.
Het lijkt Diederik dat er meer dringende kwesties zijn waaraan de B-bank zijn aandacht kan besteden. De bestuursvoorzitter neemt het woord.
“We hebben samen bij B-bank al heel wat bereikt en het beste moet nog komen.”
Zijn vermoeide uiterlijk logenstraft zijn opgewekte toon.
“Het is dan ook met groot genoegen dat ik hier de nieuwe naam bekend maak.”
Hij geeft zijn communicatiedirecteur een teken en met een muisklik onthult die de nieuwe naam: Bank B.
Iris reageert als eerste: “Handige naam, kunnen we Baas B een swingende rap op laten maken.”
Anderen zijn bezorgd dat de pers de nieuwe naam zal associëren met de uitdrukking Plan B, maar dat bezwaar wuift de chef weg, en zegt:
“Voordat ik de merkenexperts het woord geef, wil ik onze topman bedanken voor zijn inspirerende speech.”

Slecht nieuws
De topman is echter met zijn aandacht bij zijn telefoon, een van de woordvoerders komt naar hem toe en met een kort woord van dank verlaat hij de zaal, op de voet gevolgd door de woordvoerder. Diederiks collega’s kijken elkaar vragend aan. Er is iets aan de hand, maar wat? Een deel van de mensen schenkt koffie in en speurt via telefoon en laptop naar nieuws. Tenslotte ontdekt iemand in de beursrubriek één zin.
“In de financiële hoek moest het aandeel B-bank fors inleveren na onbevestigde geruchten over een conflict met de toezichthouder.”
Als de baas terugkomt, wuift hij het berichtje weg en begroet de vertegenwoordigers van het reclamebureau. Die geven uitleg bij de verschillende voorbeelden van de huisstijl die bij de nieuwe naam past. De afdeling luistert geboeid. Ze gaan een geheel nieuwe bank in de markt zetten, of in ieder geval de identiteit vernieuwen. Dit is waarvoor ze het communicatievak hebben gekozen.
Na de lunch bespreken ze onder leiding van een vriendelijke man aan de hand van een kleurensysteem de mix van persoonlijkheden in de verschillende teams. Tijdens de daarop volgende borrel staat Diederik steeds in een ander groepje dan Iris en hij zit ook ver van haar af bij het diner. Hij heeft het gevoel dat ze dat expres doet, om niet plakkerig te lijken, wat heel verstandig is want het groepsgevoel is sterk.

Tandpasta lenen
Rond elven gaat Diederik naar zijn kamer, hij is moe en somber. Een uur later wordt er op de deur geklopt.
Het is Iris, aangeschoten en lacherig.
“Nu we toch buren zijn wil ik je tandpasta even lenen. En flos, als je die hebt. Tjonge, ik ben wel moe.”
En ze loopt langs hem heen en ploft op de rechterhelft van zijn bed, tevreden kreunend.
”Hé, je hebt drank.”
Ze wijst op de zakflacon en het glas op het linker nachtkastje.
“Heb je voor mij ook een glaasje?”
Ze merkt dat hij niet weet waar hij moet gaan zitten en klopt op de lege bedhelft.
“Hier zat je toch?”
Hij neemt zijn plek weer in en daar ligt hij, een oude kerel, naast een jonge moeder. Omdat zij zo op haar gemak is, ontspant hij zich ook. Ondanks de alcohol ziet ze al snel zijn neerslachtigheid. Ze buigt naar hem over en neemt zijn hoofd in haar handen in een natuurlijk gebaar. Als moeder kust, knuffelt en troost ze voortdurend.
“Heb je verdriet over je vrouw? Het komt heus goed. Liefde is sterker dan je denkt en waar vindt ze zo’n lieve man als jij?”
Ze streelt hem over zijn kalende hoofd. Bijna gaat hij weer huilen. Hij gaat rechtop zitten en snuit zijn neus, stopt dan de katoenen zakdoek weer onder zijn kussen. Zij legt haar hoofd tegen zijn schouder en zo blijven ze een tijd zwijgend liggen. Dan begint ze hem te strelen, onder zijn zijden jas. Het is zo heerlijk dat hij er van schrikt.
“Iris, ik weet niet wat je wilt, maar je weet dat ik een oudere man ben.”
“Een lekker rijpe man,” zegt ze en streelt verder. Hij begint zich ernstig zorgen te maken.
“Ik kan niet veel voor je doen, Iris. Ik bedoel, met mijn vrouw gaat het nog net een beetje, maar geweldig is het niet.”
“Dat is onbelangrijk, als je het maar gezellig vindt.”

Lang lijf
Ze steekt haar hand in zijn onderbroek en nu voelt hij dat hij stijf is. Ze knijpt even en zegt: “Ik denk dat ik maar eens wat uittrek, als je het niet erg vindt.”
Een moment later ligt haar lange lijf naast hem. Hij denkt niet meer aan zijn impotentie en liefkoost haar lichaam, dat nog strak is, op een klein beetje buik na. Hij vindt dat buikje prettig, hij ligt niet met een kind in bed. Haar huid voelt glad, zo anders dan die van Claudia of van hemzelf. Ze zijn alletwee ervaren minnaars en laten zich door hun hartstocht meevoeren naar een hoogtepunt, of, in het geval van Iris, verschillende hoogtepunten.
Ze dutten wat, moeten dan beide naar de wc. Zij gaat eerst en als hij terugkomt, slaat ze uitnodigend de deken aan zijn kant op en lacht hem tevreden toe.
“Dat vreemd gaan, dat is zo gek nog niet. Ik krijg toch iets meer begrip voor de misstap van mijn man.”
Ze kroelen nog wat, maar Diederiks krachten zijn uitgeput. Hij controleert of de wekker goed staat en stelt vast dat het hoog tijd is om nog een paar uur te slapen, automatisch gaan ze lepeltje, lepeltje liggen, het is duidelijk dat Iris dat thuis ook doet. Ze ontwaken als een getrouwd stel, wisselen informatie uit over een auto die wegreed en een hinderlijke mug.
Dan gaat Iris naar haar eigen kamer om zich klaar te maken voor het ontbijt.

vrijdag 20 juli 2018

Op weg naar een sobere, verkoelende versie

De weilanden rond de stad baden in weelderige zomerlicht. Mensen op het stadsstrand hier vlakbij verfrissen zich in de brede Amstel. En ik zit in de woonkeuken achter mijn pc. Blog schrijven, plaatje zoeken, fragment van de roman uitkiezen en bewerken. Dat wordt heel wat uurtjes buffelen en binnenzitten. Geen wonder dat ik vandaag extra twijfels heb over mijn schrijfarbeid. Ik heb nu genoeg materiaal voor een boek van 250 pagina’s. Ik kan daar nog dezelfde hoeveelheid aan toevoegen, maar wie gaat dat met plezier lezen? En wat wil ik zelf?

Hart van Max
Ik twijfel tussen overdaad en soberheid. Een voorbeeld van het eerste is de dikke pil die Max Pam vorig jaar publiceerde. Overdaad zit al in de dubbele titel: Leviathan of Het hart van steen. Vervolgens krijgen we na de inhoudsopgave een opdracht (aan vader) en een citaat. Het is een zakelijke constatering van Gerrit Achterberg: De familie sterft van boven af en groeit van onder weer aan.
De verhalende tekst van Leviathan begint met weer een citaat, in dit geval een macaber grapje van griezelauteur Edgar Allan Poe: Should you ever be drowned or hung, be sure and make a note of your sensations; they will be worth to you ten guineas a sheet.

Plinius in bad
Met deze woorden begint een gedetailleerd verslag van de vondst van het lijk van filmer en enfant terrible Theo van Gogh. Hierna, zonder bruggetje, beschrijft Pam het bezoek van een man aan een juwelier om een sieraad voor zijn vrouw te kopen. Hiermee lijkt hij doelgericht af te stevenen op de kern van het verhaal: de Amsterdamse diamantindustrie. Helaas, we gaan even langs bij Plinius de Oudere. Die weetgierige Romein schreef alles op, eigenlijk net als Max Pam in zijn roman. Al weet ik niet of  Pam net als Plinius ook 1) in bad masturbeerde en 2) daarvan live verslag deed. Een overdadig boek, dat zal duidelijk zijn.

Samoerai in de sneeuw
Het tegendeel van Leviathan is de De Samoerai (1980) van Shusaku Endo, waarvan dit voorjaar de vertaling opnieuw werd uitgebracht. De titel is kort en duidelijk. In een voorwoord schetst de auteur voor de westerse lezer beknopt de historische context van het verhaal. Dan gaat hij methodisch en feitelijk van start: Het begon te sneeuwen. Door openingen in het wolkendak had een zwak zonlicht tot het vallen van de avond de met grind bedekte rivierbedding beschenen. Toen de hemel donker werd, ontstond er abrupt een stilte. Twee, drie sneeuwvlokken dwarrelden uit de hemel neer. Terwijl de samoerai en zijn mannen hout hakten, streek de sneeuw langs hun boerenkleding, beroerde hun gezicht en handen, en smolt vervolgens weg.

Gekoelde versie
Mijn complete manuscript is overdadig en bevat  onderhoudende en soms actuele, maar ook irrelevante passages, Te grijs lijkt daarin op Leviathan. De publicatie van mijn roman op internet dwingt mij echter om alleen de allerbelangrijkste hoofdstukken te selecteren en drastisch in te korten. Deze feuilletonversie is voor een boek veel te  kort. Ik kan hem wel gebruiken om een  Samoerai-versie te schrijven met alleen informatie die bijdraagt aan het begrip van het verhaal. Dat is mijn uitdaging voor de komende zes weken. De zomerse temperatuur houdt nog even aan, maar Endo brengt verkoeling met zijn sneeuwvlokken die neerdwarrelen, langs kleren strijken, gezichten beroeren en tenslotte smelten.


Met dank aan Cécile Sanders (research), Angeline Jansen (redactie) en een enbekende Japanse kunstenaar (illustratie)

In apart tekstblog hfdst 13: Met collega Iris naar de hei
Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

vrijdag 13 juli 2018

Maak je hoofdpersoon niet te aardig

Schrijvers willen hun hoofdpersoon te aardig maken. Die waarschuwing doet Jan Brokken in zijn onmisbare schrijvershandboek De wil en de weg (2006). Dat auteurs die neiging hebben, is logisch. Ze moeten jarenlang in het gezelschap van hun personage doorbrengen. Het is dan wel zo prettig als ze die man of vrouw kunnen waarderen en bewonderen en dat ze van hem of haar kunnen houden. Optrekken met een kleinzielige mopperkont of een verachtelijke schurk is voor de meeste auteurs belastend. Voor de lezer zijn zulke types juist wel interessant, zegt Brokken. Die zijn gauw uitgekeken op braveriken.   

  
Nepbraaf
Ik kom op Brokkens waarschuwing, omdat een kritische lezer mijn hoofdpersoon weinig boeiend noemde. Zij, Margot Taal, gaat verder dan Brokken. Zij vindt dat we juist negatieve gevoelens moeten belichten. Bijna alle personages in haar humoristische Cursiefjes zijn gefrustreerd omdat hun meer succesvolle vriendinnen hen overschreeuwen, bijvoorbeeld. Of omdat hun moeder juist hen als alleenstaande laat opdraven voor klusjes. Of omdat hun partner onverschillig is en hun behoeften niet begrijpt.
Ieder wekelijks cursiefje heeft een roman in zich. Gevoelens van jaloezie? Graham Greene schreef er een loodzwaar (mooi verfilmd) boek over, The end of the affair (1951). Margot houdt het kort en daardoor licht. Evengoed staat Diederik haar tegen omdat hij nauwelijks jaloers is, zich bij nare voorvallen afsluit en de schuld bij zichzelf zoekt. Ze vindt hem onecht.

Passief
Het is waar dat Diederik zich niet gauw door zijn partner, vrienden, collega’s en bazen geschoffeerd voelt en dat is positief. Hij heeft ook vele tekortkomingen. Hij is negatief en passief, doet werk waar hij niet achter staat en rookt te veel wiet. En als hij in een goede bui is, praat hij teveel. Bepaald geen saaie braverik. Lezers van de hier gepubliceerde fragmenten en hoofdstukken van Te grijs kunnen zelf oordelen. Als ze tot het huidige hoofdstuk zijn gekomen, is dat in ieder geval positief.  

Met dank aan Cécile Sanders (research), Angeline Jansen (redactie) en Anna PS (illustratie)


In apart tekstblog hfdst 12: Afscheid op La Gomera
Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

vrijdag 6 juli 2018

Te grijs Hfdst 11 De crematie van de afvallige (6 juli)

Claudia lacht, meer mensen maken grapjes om zich te beschermen tegen de beklemmende triestheid van de situatie. In dit betonnige rouwcentrum gaan ze de eerste van de groep uitzwaaien. Johan laat niemand na behalve hen. Geen nieuwe vrienden en bovenal geen vrouw die af en toe huilt en dan een grote troostende arm om zich heen krijgt van een boomlange zoon. Geen dochter die tegen haar behuilde moeder zegt: “Geef die tissue even hier mam. Er zit ook iets aan je neus.”
Het ironische is dat Johans vrienden en vriendinnen hem aanvankelijk benijd hebben om het gemak waarmee hij steeds nieuwe relaties aanknoopte. Ook toen hij ouder werd, hield hij het vermogen vrouwen aan te trekken, zoals blijkt uit de aanwezigheid van een zorgzame buurvrouw. Na de plechtigheid zullen de vrienden met haar meegaan naar Johans flat om een aandenken uit te zoeken.
“Ik zorg wel voor soep en broodjes. En iets te drinken natuurlijk. Dat is hier in de aula allemaal veel te duur.”
Johans huisraad is bric-à-brac, weten ze van hun ziekenbezoeken
. De boeken vormen een imposante bibliotheek, maar wie zit er op papieren boeken te wachten? Ze zijn allemaal bezig hun uitpuilende kasten op te ruimen, dus ze zullen een of twee banden meenemen en de rest achterlaten voor het bedrijfje dat de flat komt ontruimen. Bijzondere man
In een stille drom volgen ze de begrafenisondernemer en de buurvrouw naar de afscheidsruimte en nemen plaats. Diederik ziet hoe sommigen elkaar aanraken bij de schouder of de knie. De begrafenisman houdt een korte inleiding, waarbij hij de “geliefde overledene” in plaats van Johan Jacob noemt. Dan geeft hij het woord aan de buurvrouw.
“Ik werk mijn hele leven al in de zorg,” legt ze uit. “Dus als iemand ziek wordt, dan wil ik iets doen.”
Ze blijkt nog niet zo lang naast Johan te wonen en heeft hem leren kennen toen hij actie voerde tegen een huurverhoging.
“Het was een bijzondere man. Echt een professor. En heel behulpzaam.”
Haar ogen zijn vochtig. De begrafenisondernemer geeft haar een tissue en wijst haar subtiel terug naar haar plaats.
“Nu geef ik het woord aan een van zijn vele vrienden…”
Een man in pak neemt plaats achter de microfoon met de routine van een leidinggevende.
“Kan iedereen me goed horen?”
Automatisch richt hij zich tot de kist.
”Als hij ook Johan wil bereiken, zal hij toch harder moeten praten,” fluistert Claudia in Diederiks oor. Ze is zenuwachtig voor haar optreden, waarvoor ze zich gekleed heeft in een rokje en een vrij open bloes.
“Je moet je rechterborst goed doen. Anders neemt Johan aanstoot,” fluistert Diederik terug. Ze kijken elkaar aan met een spoortje lach in de ogen. Intussen vertelt de studievriend anekdotes over de tijd die ze met de overledene gedeeld hebben.
“Het leven lag voor ons en we hadden geen zorgen.”
Student en spekkoper
Diederik begrijpt wat hij bedoelt. Ze hadden nog geen kinderen, geen hypotheken, geen kwesties op het werk, geen gezondheidsrisico’s. Ze hadden zorgen, maar die waren van een andere aard. Ze tobden over hun uiterlijk, hun studiekeuze, over de maatschappij die naar de donder ging. Relaties bespraken ze ook vaak, vooral als ze zonder zaten.
“Tot diep in de nacht waren we aan het bomen en dronken we sherry, want die was goedkoper dan wijn. De kamer stond natuurlijk blauw van de rook van Javaanse Jongens. Die kostte een kwartje minder dan Samson en zat in een blikken trommeltje. We waren allemaal arm, behalve Johan. Die had een studentenbaantje en was dus spekkoper.”
Het is waar, hij was toen voorlijker dan zij, meer wereldwijs. Nu ligt hij in de kist tussen de banken en het spreekgestoelte in, waarschijnlijk gekleed in spijkerbroek en trui. Het maatschappelijk niveau dat pakken vereist, heeft hij nooit bereikt.
De spreker vervalt nu in het jargon dat bij zijn baan hoort. Johan had moeite om te focussen, om zich te committeren aan zijn eigen doelen, om door te pakken. Zo heeft hij zich in een achterstandspositie gemanoeuvreerd, waaruit hij niet kon ontsnappen.
Werkloos toegezien
De spreker is hoog bij personeelszaken en dit kan hij ongeveer op de automatische piloot zeggen. Vervolgens neemt hij een slok water om zich voor te bereiden op de afsluiting, de laatste woorden tot de dode.
“Zo is het met je gelopen en daar lig je nu. Ik zou willen zeggen dat we je zullen missen.”
Zijn professionele zelfbeheersing laat hem in de steek. Hij slikt en herhaalt:
“Dat we je zullen missen. Maar zelfs dat is niet zo. Voor ons was je al een herinnering.”
Hij kijkt naar de kist en dan naar zijn publiek, zoekend naar tekst, vechtend tegen de tranen.
“We zagen je afzakken, maar konden niks doen. We waren te druk met onze kinderen, onze promoties, de verbouwing van onze huizen, de keuze van een leasewagen.”
Hij vertelt dat hij bij zijn laatste bezoek aan Johan zijn auto buiten het zicht heeft geparkeerd, om geen afstand te scheppen. Sommige vrienden lachen herkennend, anderen snikken, ze kennen geen schaamte voor elkaar. De spreker valt stil. Zijn vrouw leidt hem terug naar de bank.
Hees afscheid
Na een korte stilte kondigt de begrafenisondernemer een muzikaal afscheid aan. Claudia hangt haar gitaar om haar hals en neemt plaats achter de microfoon. Diederik stelt zich met de tamboerijn naast haar op, ze telt een maat en gaat los. De gitaar klinkt helder en haar spel weerklinkt in de grotendeels lege ruimte. Haar stem is hees en warm. Terwijl Diederik probeert om op de juiste momenten op zijn instrument te slaan, neemt zij het publiek mee naar de schemerige zaal in het middeleeuwse klooster, waar ze les kregen. Ze vertelt hoe Johan en zij langs de gracht liepen, sjouwend met een oude stoel die ze bij de kraak hadden gevonden. En hoe ze met hem was gaan roeien op de plas en hoe ze hadden liggen zonnen op een eilandje, ver van de wereld, zonder zorgen. Ook zonder kleren, denkt Diederik en raakt acuut even de maat kwijt.
Je was de kers op onze taart,” zingt ze en het publiek zingt of bromt de regel mee. Ze zijn nu verenigd in herinnering aan de dageraad van hun volwassen leven. Met een parelend slotakkoord eindigt Claudia en werpt zich in Diederiks armen. Applaus zou misplaatst zijn. In plaats daarvan pakken mensen elkaar vast, behalve de man van de leasewagen. Die zit wezenloos, reageert kribbig als zijn vrouw hem wil troosten. Hij wil alleen nog maar weg. Wat spullen uitzoeken en dan vergeten. Claudia merkt het en gaat naar hem toe, hij zit aan het gangpad.
“Je was zijn beste vriend,” zegt ze, terwijl ze zijn schouders pakt en zijn hoofd tegen zich aan trekt. Zijn vrouw en Diederik, die naast hem zitten, kijken toe, staan op en omhelzen elkaar, onhandig, omdat de ruimte tussen de rijen stoelen smal is en ze met hun gevoelens niet goed raad weten. Diep in hun hart hadden ze allemaal verwacht dat Johan op een of andere manier zijn leven weer op de rails zou krijgen en zich weer bij hen zou voegen. De dood maakt pijnlijk duidelijk dat hij al decennia geleden de groep verlaten heeft.      

Loutering hoofdpersoon vraagt harde hand

In de meeste verhalen bereikt de hoofdpersoon een keerpunt in zijn leven, een moment van verlichting of loutering. Een klassiek voorbeeld van zo’n defining moment is de bekering van Paulus. Op weg van Jeruzalem naar Damascus om christenen op te pakken, wordt hij ter aarde geworpen door een licht dat hem blind maakt. De stem van Jesus vraagt hem waarom hij Hem vervolgt. Zijn metgezellen nemen hem bij de hand en zo bereikt hij zijn reisdoel. Daar neemt een christen contact met hem op, Paulus bekeert zich, kan plotseling weer zien en “toen hij gegeten had, kreeg hij zijn kracht terug”, zoals de Bijbel meldt. Op schilderijen wordt Paulus, de latere apostel, meestal dramatisch van zijn paard geworpen. In de Bijbel reist hij heel gewoontjes te voet.   
 

 
Eikels en linkshandigen
Boeddha kwam tot verlichting door onder een boom te zitten, maar voor de meeste mensen geldt, dat pas onder grote druk alles vloeibaar wordt en ze hun oude mindset vervangen door een nieuwe. Jamal Ouariachi houdt het in Vertedering (2013) nog subtiel. Hij gooit in drift een lamp naar zijn geliefde, maar raakt in plaats van haar hoofd zijn lievelingspoesje, dat overlijdt. Dat zet hem aan het denken en hij gaat aan zichzelf werken. Met weinig effect overigens, hij blijft een eikel.
In de Linkshandigen (2014) van Christiaan Weijts krijgt een cartoonist een verwonding aan de linkerhand, zodat hij rechts moet gaan tekenen. Door onder meer deze ingrijpende gebeurtenis ontdekt hij zijn betere zelf.
Elizabeth Jane Howard heeft in de vierdelige The Cazalet Chronicles (1990-2013) grof geweld nodig om de verwende, nare en verongelijkte Zoe tot de orde te brengen. Ze wordt door een arts verkracht en krijgt een ongewenst kind, dat spoedig overlijdt. Dat zet haar aan het denken.

Geen kwade vent
Mijn hoofdpersoon Diederik uit Te grijs is geen naarling. Hij is een negatieve, sombere oude man, die wil dat er een einde komt aan zijn uitzichtloze bestaan. Ik pak hem stevig aan. Hij raakt zijn comfortabele baan kwijt en zit in zijn nieuwe functie continu op de schopstoel, tot zijn bedrijf op de fles gaat. Bovendien gaat zijn vrouw bij hem weg en krijgt hij darmkanker. Pas dan beseft hij dat zijn resterende levensjaren de moeite waard zijn. Die omslag begint met een toevallig bezoek aan de majestueuze kathedraal van Chartres, waarover ik lang geleden al blogde.    
  
Venster van edelstenen  
Zoals hij neerknielde in een reflex, zo vertelt hij zwijgend zijn verhaal, in flarden die opstijgen langs de ramen, naar het dak en daar doorheen, hemelwaarts. Tegelijk dalen kracht en ontspanning neer, hij deelt zijn diepste angsten tot tranen over zijn wangen lopen. Als  een invalide toerist zijn kruk op de vloer laat kletteren, schrikt hij op. Hij voelt zich betrapt en bedrogen.
“Een oud, dood gebouw ben je,” zeg hij nijdig, “Niks méér.”
Maar dit laat de kathedraal zich niet zomaar zeggen. De zon breekt door en transformeert zijn bovenste ramen in adembenemende collecties robijnen, saffieren, smaragden en andere edelstenen.    
“Sorry,” mompelt hij geïntimideerd. ”Ik heb niks gezegd.”
Hij staat op, knielt naar het altaar, slaat een kruis en loopt het gebouw uit. Zijn tred is  aarzelend, maar lichter dan voorheen.

  
Met dank aan Cécile Sanders (research), Angeline Jansen (redactie) en Michelangelo da Caravaggio (illustratie)


In apart tekstblog hfdst 11: Begrafenis van de afvallige

Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com