zaterdag 29 april 2017

Hoe eindigt mijn favoriete boek ook al weer?

De belangrijkste zinnen van een boek zijn de eerste en de laatste. De beginzin moet je het verhaal binnenlokken. Natuurlijk heb je al een eerste oordeel. Zo kreeg ik op mijn 66-ste verjaardag opnieuw een aantal prachtige boeken. Wie het boek geeft en wat hij erbij vertelt,  creëert een bepaalde sfeer, een bepaalde verwachting. Daarbij komt de titel van het boek, het omslag, het formaat en het gewicht. Soms heb je al zo’n positief gevoel dat je bereid bent je door oninteressante zinnen of zelfs saaie pagina’s heen te worstelen. Alsnog zet een slechte openingszin de schrijver direct op achterstand in de strijd om de aandacht van de lezer.  

Frau Hitler
In zijn voortreffelijke schrijvershandboek De wil en de weg stelt Jan Brokken dat de slotzin net zo belangrijk is als de openingszin. Hij illustreert dat met een kort verhaal van Roald Dahl over een vrouw met een sterke  kinderwens. Na twee miskramen baart ze een gezond jongetje. Laatste zin is de gelukwens van de vroedvrouw: “Gefeliciteerd, mevrouw Hitler”. Deze slotzin zullen we ons herinneren, maar de meeste vergeten we. Neem Nescio’s De uitvreter. Van de openingszin hoef ik alleen het eerste woord te noemen: “Behalve” en de lezer vult vanzelf aan “de man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond heb ik nooit een wonderlijker kerel ontmoet dan de Uitvreter”. Klassiek is ook het begin van Multatuli’s Max Havelaar: “Ik ben makelaar in koffie en woon op de Lauriergracht Nummer 37.”
Nescio cadeau
Aanvullen van de eindzinnen is veel moeilijker. Multatuli eindigt dramatisch met “En dat daarginds dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in Uwen naam?” De Uitvreter sluit koel zakelijk af: “Zijn reis naar Friesland is  altijd onopgehelderd gebleven”. De  lezer die zich beide slotzinnen spontaan herinnerde, krijgt van mij beide boeken cadeau. Misschien is de slotzin van een goed verhaal qualitate qua van minder belang dan het begin. Het einde moet logisch aansluiten op wat daarvoor is gebeurd, dus de lezer heeft al een idee wat hij kan verwachten als hij de laatste zin bereikt. Ook beseft hij dat hij het grootste deel van het leesgenot achter de rug heeft, wat zijn concentratie allicht vermindert.     
Boek in 42 woorden
Herinnerd of vergeten, de slotzin is belangrijk. Jan Brokken houdt ervan als de laatste zin in relatie staat tot de eerste. Bij Te grijs is dat gelukkig het geval. Ik begin met: ”Tijdens het doortrekken wendt Diederik zoals gewoonlijk zijn blik af, maar bij het omhoog doen van de bril registreren zijn ogen toch rood op het witte porselein.”
Verontrustend, denkt de lezer, maar het hoeft niets ernstigs te zijn. Dat het dat wel is, blijkt uit Claudia’s woorden die de laatste zin vormen: “Ik heb mijn koffertjes al gepakt. Als jij door de hel moet, ga ik met je mee.”

De laatste weken zie ik als een huis op tegen de 80.000 woorden die de roman moet hebben. Nu besef ik echter dat mijn begin- en slotzin in 42 woorden het hele verhaal over Diederiks gezondheid en huwelijk vertellen. De zinnen die ik daartussen moet voegen vloeien daaruit voort, zijn aanvullingen en details. Die schrijven moet relatief gemakkelijk zijn. Veel arbeid natuurlijk, maar doable 

donderdag 20 april 2017

Een goed gekauwd kinderboek altijd bewaren

Voor mensen onder de dertig ben ik een raar figuur. Ik gebruik katoenen zakdoeken en een Tomtom, ik draag een bril zonder montuur, ik wil niet met one note in de cloud en mijn huis staat vol kasten met boeken. Acht kasten met gemiddeld zes planken, dat maakt bij 35 boeken per plank 1680 papieren informatiedragers. Ik heb ook nog een paar honderd boeken in dozen, wat het totaal boven de 2000 brengt. Veel boeken zijn niet om aan te zien. Ze zijn gerafeld en gesegmenteerd door het omslaan van de bladen, het verdrogen van de ruglijm en de verzuring van het papier. Van de boeken die nog in goede staat zijn, heb ik een deel nooit gelezen en zal ik ook nooit lezen.     

Waardescheppende krabbels
Het is duidelijk: mijn boekenverzameling is toe aan een upgrade, ik moet haar toekomstbestendig maken. Over de toekomst van fictie bestaat weinig twijfel. Het verhaal zal blijven bestaan. In digitale vorm zal het waarschijnlijk steeds vaker worden opgetuigd met mogelijkheden om commentaar te geven en te lezen, begrippen op te zoeken en relevant beeldmateriaal op te roepen. Dat is niet zo nieuw als het lijkt. Middeleeuwse boeken werden extra gewaardeerd als een geleerde lezer zijn commentaar in de marge had geschreven. Dat een goed boek rijkelijk was geïllustreerd ging zonder te zeggen. Het kale, beeldloze boek is een product van de moderne tijd, die vroeg om goedkope boeken. Door de illustratiekosten te besparen, kon de prijs weer een stukje omlaag.

Volumineus en functie-arm
Om verhalen te lezen heb je echter geen boekencollectie nodig. Je kunt bijna alle boeken die je wilt lezen online bestellen, huren bij de bibliotheek en kobo.plus of rippen, digitaal stelen dus.
Het volumineuze, functie-arme papieren boek moet dus een toegevoegde waarde hebben wil het zijn plaats op de plank waard zijn. Soms is die waarde duidelijk. Daniel Defoe’s verhaal van de schipbreukeling Robinson Crusoe wil ik het liefst lezen in een oude uitgave, zoals die uit 1791. Tekst en illustraties afgedrukt met roetzwarte inkt en met papier dat aanvoelt als textiel en na twee eeuwen nog net zo soepel is als toen het uit de papiermolen kwam. Zulke boeken ruim je niet op. Dat zou ook weinig ruimte vrijmaken, want ze vullen in de meeste kasten amper één plank.   
Souvenir van een leesreis
Deze week besprak ik de boekenkastproblematiek met iemand die is opgegroeid met e-readers en andere handheld devices. “Ik koop vaak papieren boeken voor in de boekenkast,” zei ze. “Maar alleen nadat ik ze heb gelezen als e-book en weet dat het goede verhalen zijn. Ik koop ze niet om te lezen, want dat heb ik al gedaan.” Voor haar hoeft het boek geen leesfunctie te hebben. Het is een dierbaar souvenir van een spannende leesreis.
Het was een verhelderende visie die me helpt bij de selectie van boeken die er mooi uitzien.
   

Spannend snot
Blijven over de oranje Penguin-pockets en andere goedkope edities die de boekenkast opties vervuilen. Die kunnen weg, tenzij er opdrachten van dierbare gevers in staan, namen van vorige eigenaars uit familie en vriendenkring of handtekeningen van de schrijver. Die wil ik houden – én boeken die veel fysieke sporen bevatten van mijn geschiedenis. Oude boeken zijn doortrokken van etensluchtjes en tabaksrook, tussen de pagina’s zit  stof en stuifmeel van de plaatsen waar ik ben geweest. De bladzijden dragen de sporen van mijn zweet.
Ik stel me voor dat je in de toekomst zulke informatierijke boeken kunt scannen en een profiel  kunt genereren van de lezer. In die context zijn afgeragde kinderboeken het meest kostbaar. Er is op gekwijld en gekauwd, zodat het DNA overvloedig aanwezig is. Juist deze boeken wil ik bewaren en nalaten aan toekomstige generaties. Die weten dan alles over hun verre voorouder en kunnen desgewenst een kopie tot leven brengen. Als je dus moet kiezen tussen een mooie editie van Jurassic Park en je meest versleten peuterboek, kies dan het laatste: het is veel spannender.

vrijdag 14 april 2017

Een goedaardige kater en andere geluksmomenten

In de tijd dat de Grieken hun hersens nog wel gebruikten, definieerde Aristoteles het verhaal als de beschrijving van een omslag in het lot van de hoofdpersoon. Zijn stramien kennen we allemaal van de sprookjes uit onze kindertijd, die onveranderlijk begonnen met Er was eens… Vervolgens gebeurde er op een dag… iets dat de status quo verstoorde. Uiteindelijk kwam dan alles weer op zijn pootjes terecht en leefde de hoofdpersoon nog lang en gelukkig. Variaties op dit schema vinden we in alle romans, speelfilms, series en zelfs games. Lezers die een verhaal aan het schrijven zijn en de draad een beetje kwijt zijn, vinden misschien helderheid door de hele definitie van Aristoteles eens te bekijken.

 
Romantisch afspraakje
Omdat een roman uit verschillende subverhalen bestaat, zijn er meerdere geluksmomenten nodig, op diverse plaatsen. Zelfs al overheerst in elk hoofdstuk de misère, dan nog zal de hoofdpersoon zich af en toe senang moeten voelen om de spanningsboog in stand te houden.
Veel auteurs maken zich er gemakkelijk vanaf, zoals Dan Brown, die de Da Vinci Code (2003) eindigt met een kus en een romantisch afspraakje. Anderen lassen met duidelijk plezier feel good-scenes in. Bijvoorbeeld Amos Oz in Een verhaal van liefde en duisternis (2002, verfilmd in 2015). Als wat oudere auteur blijft hij dicht bij het fysieke boek. Zijn vader liet hem als kind soms drie boeken van de plank halen en buiten afstoffen: “een zware maar verrukkelijke verantwoordelijkheid,” waarbij het stof hem sterk opwond en in een “gelukzalige euforie” bracht.

Genot op grote hoogte
Nu het reisseizoen aanbreekt en we na eindeloze veiligheidscontroles weer uren verkrampt in vliegtuigen zullen doorbrengen, kan Edgar Keret ons een positievere mindset geven. In Zeven vette jaren (2014) noemt hij vliegen “genot op grote hoogte” en legt uit: “De stelregel dat vliegtijd verloren tijd is, bevrijdt me van mijn angsten en schuldgevoelens, ontdoet me van alle ambities en maakt zo de ruimte vrij voor een ander soort existentie. Een gelukkig,  idioot bestaan…”  

Positieve kater
Mijn meelezers melden een schaarste aan geluksmomenten in mijn manuscript. Toch is Diederik af en toe wel degelijk gelukkig:
Zijn kater is van de goedaardige soort. Aan zijn lichaam voelt hij wel dat het een slecht idee was om na de fles wijn nog een glaasje cognac te drinken. Of waren het er twee, ze hebben ze niet geteld. Claudia ligt nog voor pampus in bed. Op zijn vraag of ze ontbijt wilde, heeft ze alleen gekreund en een paar woorden gesproken, waarvan hij “nooit meer”, ”drank” en gootsteen” heeft verstaan.
Het maakt niet uit, hij is na een boterham en een kop thee op de fiets gestapt en daar rijdt hij nu door de straat, langs het speelpleintje dat baadt in het frisse licht van de lentezon. Peuters waggelen tussen de toestellen of kruipen door de zandbak. Apathische ouders kijken toe, ze hadden zo graag uitgeslapen, wellustig aanschurkend tegen hun partners. Ook deze zaterdagochtend mocht het niet zo zijn.
Diederik zou hen willen enthousiasmeren en vitaliseren, hen willen toeroepen dat dit de eerste dag is van een nieuw leven. Zijn zwakke lijf wordt stevig geleid door een onzichtbare hand, linksaf de winkelstraat in waar de bloemenman de kleurige boeketten buiten zet. In Diederiks oren klinkt een ritmische herhaling van woorden: “
Hope of deliverance, we live in hope of deliverance”. Die hoop voelt hij sterk, dat hij eindelijk bevrijd zal zijn van twijfels en getob.

vrijdag 7 april 2017

Lentezon en herfstregen geven roman structuur

Er zijn twee soorten pensionado’s, de vrije jongens en de gestructureerden. De eerste groep wil iedere dag met een lege agenda beginnen. Ze voelen zich bevrijd, nu ze “niets meer hoeven”. Hun productieve levens zijn voltooid en het grote genieten kan beginnen.  
De gestructureerden blijven dichter bij hun werkende leven en hebben juist een volle agenda. Door de eisen van hun baan waren ze belemmerd in de rest van hun ontplooiing. Nu het werk is gestopt, kunnen ze eindelijk andere ambities volgen. Wandkleden weven, hun pianospel ontwikkelen, authentiek middeleeuws bier brouwen of een roman schrijven. Uit het feit dat ik dagelijks schrijf en er wekelijks over rapporteer, zal duidelijk zijn dat ik behoor tot de tweede groep.



Bocaccio en Knausgard
Mijn behoefte aan structuur geldt niet alleen het schrijven, maar ook de roman zelf. Dat is lastig, want ik vertel drie verhalen. Die van een worstelende oude werknemer, een teleurgestelde echtgenoot en een kankerpatiënt in the making. Deze ontwikkelingen zijn niet lineair en lopen niet steeds synchroon, zodat er een overkoepelend raamwerk nodig is.
Het structuurprobleem is oud. Giovanni Bocaccio (1313-1375) loste het op door de 100 verhalen van de Decamerone in tien verteldagen te persen. Meer recent situeerde Remco Campert (1929- ) Het leven is vurrukkulluk in één dag.        
Een andere methode is om structuur te halen uit het verloop van de seizoenen. Dit doet de Noorse schrijver Karl Ove Knausgard (1968- ). Na zes delen Min kamp, is hij begonnen aan een reeks die de namen draagt van de seizoenen. Het eerste boek, Om hǿsten (in de herfst) verscheen vorig jaar in het Nederlands. Voor Te grijs wil ik ook een seizoensstructurering, maar dan een meer fysieke, waarin je de regen op je gezicht voelt – en de lentezon.  


Bultje in de lente
Diederik heeft een bultje op zijn hoofd. Claudia merkte het voor het eerst op bij een wandeling in februari toen ze Diederiks muts goed deed. Intussen zijn de winterkleren opgeborgen en komt overal het groen tevoorschijn. Ook het bultje heeft zich ontwikkeld en heeft nu de oppervlakte van een dubbeltje. Claudia is ongerust.
“Het is geen moedervlek, geen wrat, geen puist. Je moet de dokter laten kijken. Kun je meteen zeggen dat je je zorgen maakt over je wc-bezoek.”
Diederik protesteert.
“Op de plee gaat het op het moment prima. En door dat bultje zit ik zo meteen in een medisch circuit met allerlei angstaanjagende scenario’s en blijkt het uiteindelijk niks te zijn.”
”De dokter kan het zo weghalen. Dan ben je in ieder geval van die lelijke plek af.”
Daar valt weinig tegen in te brengen en een week later ligt hij op de onderzoeksbank. Hij probeert zich te ontspannen terwijl de dokter tussen de hoofdhuid en de schedel drie doses verdovingsvloeistof injecteert. Dat is verdomde pijnlijk.
Vervolgens komt  de assistente erbij, om bloed te deppen, zoals de dokter uitlegt. Als hij zijn lancet pakt, sluit Diederik de ogen. Het wegsnijden is pijnloos, maar duurt lang. Hetzelfde geldt voor het hechten. Als hij zijn ogen opendoet en overeind komt, is het meeste bloed opgeruimd, maar er ligt nog een plasje op de plek van zijn hoofd.
“U moet nog wel uw haar wassen,” zegt de arts. “Het snijdsel stuur ik naar het lab, dat is protocol. U hoort de uitslag volgende week, als ik de hechtingen eruit haal.”
Vooraf had Diederik zich voorgenomen om na afloop relaxed naar de bakker te kuieren voor iets lekkers. Nu hij eindelijk buiten staat in de volle lentezon, wil hij alleen nog maar naar huis. Naar bed.