vrijdag 29 december 2017

Nee, ik heb nergens spijt van

Ik ben net terug van mijn dagelijkse fietstochtje naar het station van de Zuidas en zit nu in de woonkeuken achter de laptop. Terwijl de koffie doorloopt geef ik mijn laatste blog van dit jaar zijn naam: blog103_29122017 BalansSchrijverschap. Ik begon met de roman en het blog op maandag 1 juni 2015. Ik had in die 2,5 jaar flink kunnen vorderen met een dissertatie om alsnog mijn PhD in de geschiedenis te behalen. Ik had me toe kunnen leggen op de muziek en bassist kunnen zijn in een oudelullencoverband. Ik had een microbrouwerij kunnen beginnen. Of ik had het leven kunnen leiden van een pensionado die elke nieuwe dag op zich af laat komen en niets meer hoeft. Ik verkoos echter het schrijverschap.

 
Dode darlings
Voor mij ligt een print van mijn manuscript, 115 pagina’s A4 ofwel 73.000 woorden. Dat is nauwelijks meer dan de eerste versie van Te grijs die ik eind 2015 aan het lezerspanel toestuurde. Ik heb veel darlings gekild en nieuwe scènes ingevoegd, maar een goed lopend, evenwichtig verhaal is er nog niet. Dat stond gepland voor “2016, als de bladeren vallen”, zoals ik het poëtisch in mijn eerste blog verwoordde. Mijn project is dus enorm vertraagd, wat een bron van frustratie is. Over de kwaliteit van de scènes ben ik tevreden. Echter, om het beeldend te zeggen: ik heb genoeg spannende foto’s, maar ik krijg ze niet in de juiste volgorde in het album.


Serieuze droom
Een langdurige worsteling met een verhaal hoort bij het schrijver zijn. Net als spanningen met vrienden die zich in bepaalde scènes herkennen en aanstoot nemen. Verder heb ik nog steeds het vertrouwen dat het boek er komt en dat ik er in ieder geval zelf tevreden over zal zijn. Natuurlijk vraag ik me af of het allemaal de moeite waard is en het antwoord is altijd: ja. Ik heb sinds mijn kindertijd romanschrijver willen worden. Door mijn pensionering kreeg ik de kans en die heb ik aangegrepen. Misschien slaat mijn eerste eigen roman helemaal niet aan en misluk ik als schrijver. Dan nog zal ik blij zijn dat ik mijn droom serieus heb genomen.       
 
Dank aan mijn helpers
Wat tot nu toe soepel loopt is het wekelijkse blog over het schrijven van Te grijs. Het levert goede reacties op en geeft mij nieuwe inzichten. In deze laatste post van 2017 wil ik graag alle blogbezoekers bedanken en ook het lezerspanel, in het bijzonder mijn partner Angeline Jansen. Ik sta ook in het krijt bij Cécile Sanders, met wie ik In de schaduw van de Wolkenkrabber heb geschreven. Cécile is mijn vraagbaak voor informatie over auteurs en boeken die in mijn blogs voorkomen. Angeline bewaakt de kwaliteit van mijn teksten. Haar kritiek neem ik even serieus als haar lof.
Ik hoop dat ik ook in 2018 op de hulp van mijn omgeving kan rekenen. Schrijven is zoveel leuker, als je het samen met anderen kunt doen. Verder wens ik u allen een gelukkig 2018.    
 
Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

vrijdag 22 december 2017

Na de slotscène neemt de lezer het gewoon over


“Begin bij het begin en stop bij het einde,” zegt de Hartenkoning in Alice in Wonderland (1865), als het Witte Konijn klaar staat om zijn getuigenis af te leggen. Was het vertellen van een verhaal maar zo simpel. Ernest Hemingway probeerde 39 eindes uit voor A farewell to arms.(1929). Uitgever Scribner heeft ze een paar jaar geleden allemaal bij elkaar gezet om te laten zien dat de Amerikaanse oermacho meer deed dan verliefd worden, grootwild jagen, vissen en zuipen. Bijvoorbeeld hard werken aan het einde van A farewell. Hij had kunnen stoppen bij de dood van zijn vriendin: “It did not take her very long to die” was een prima laatste zin geweest. Kennelijk vond Hemingway dat te abrupt. Hij beschrijft namelijk vervolgens hoe de hoofdpersoon nog even alleen bij het lijk blijft. Een vergissing, want:
“It was like saying good bye to a statue. After a while I left the hospital and walked back to the hotel in the rain.”
De Amerikaanse oorlogsroman heeft zo weer een klassiek slot gekregen: de liefdesverhouding met Catherine eindigt en daarmee stopt het verhaal.



 

Etiketten plakken
Ik heb zelf de afgelopen week nagedacht over het slot van Te grijs.
Mijn jongste zoon is The hero with a thousand faces. (1949) aan het lezen, waarin Joseph Campbell de universele structuur blootlegt van mythes, van verhalen dus. Aan de hand daarvan hebben we alle hoofdstukken gedefinieerd met termen als The hero’s journey, Refusal of the call, Rescue from without en Freedom to live. We etiketteerden ook het slothoofdstuk en toen kreeg ik twijfel over mijn slotzin. We zijn op de laatste pagina van Te grijs. Claudia is het gesomber moe en woont tijdelijk bij een vriendin. Zodra ze hoort dat echtgenoot Diederik kanker heeft, komt ze bij hem terug met de woorden: “Als jij door de hel moet, ga ik met je mee.”

Mopperende depri
Deze slotzin heb ik bedacht vóór ik begon te werken aan Te grijs. Later kwamen meelezers met bedenkingen. “Mooi dat ze terugkomt, maar ik vraag me af hoelang ze het met hem uithoudt, met die gedeprimeerde mopperkont” en “Ik wil wel weten hoe het afloopt met die ziekte”. Met die laatste opmerking ben ik gauw klaar. In het echte leven heb ikzelf aanstaande mei de laatste controle. Naar verwachting word ik dan gezond verklaard. De herinnering aan het lijden vervaagt. No way ga ik die misère herbeleven omwille van literair succes.
 
Liever vissen
Of Claudia het zal uithouden bij Diederik weet ik niet. De man verliest zijn baan, zijn vrouw en zijn gezondheid. Ik zal beschrijven dat hij daarvan leert. Renate Dorrestein schreef ooit dat geen enkel verhaal eindigt met het laatste woord. “In andere hoofden dan die van de schrijver gaat het proces nu verder.” Het is aan de lezer om in te schatten of Diederik genoeg is gelouterd door zijn verliezen om de relatie met zijn vrouw duurzaam te herstellen. Ik ben hoopvol gestemd. Dat geworstel met 39 alternatieven laat ik aan Hemingway over. Ik kan mijn tijd wel leuker besteden.
 
Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

donderdag 14 december 2017

In de slag tegen de maar-verslaving

Ik weet niet of ik meer slechte gewoontes heb dan de gemiddelde mens. In ieder geval heb ik er teveel. Ik luister slecht, druk me negatief uit, droom weg tijdens het autorijden, doe praktische dingen gehaast, to name but a few. Ook bij het schrijven strijd ik tegen slechte gewoontes en één daarvan is het overmatige gebruik van het woordje maar.
Kennelijk heb ik al  jaren het vage besef dat ik teveel maar. Ik voelde me namelijk meteen aangesproken door de stelling van Jeroen Brouwers, dat wie meer dan drie keer per pagina maar gebruikt, zich geen schrijver mag noemen. Ik las die uitspraak vorig jaar en bekeek meteen mijn manuscript. Op 121 pagina’s kwam het gewraakte woord 523 keer voor ofwel 4,3 per bladzijde.



Rolmodel J. Brouwers
Brouwers (Batavia 1940) is qua productiviteit een rolmodel voor mij. Hij publiceerde sinds zijn 21-ste gemiddeld een boek per jaar en won twintig literaire prijzen. Alles in zijn leven zet hij om in boeken. Tijdens de Japans bezetting van Indië werd hij met zijn ouders geïnterneerd (Bezonken rood, 1981). Als kind was hij onhandelbaar en werd naar het internaat gestuurd (Het hout, 2014). Ook de zelfmoord van zijn minnares was een bron van inspiratie en leidde onder andere tot een boek over suïcide van Nederlandse schrijvers (De laatste deur, 1983). Gezien zijn uitspraak over maar, lijdt hij aan dezelfde slechte neiging als ik. Of hij deze neiging met succes bestrijdt, heb ik niet gecontroleerd. Zelf boek ik vooralsnog weinig resultaat. Ik ben me bewust van het probleem. Toch telt de nieuwste versie van Te grijs 580 maren op 132 pagina’s, waarmee het gemiddelde in 2017 licht is gestegen tot 4,4.


Hinderlijk want overbodig
Het voornaamste bezwaar tegen maar is dat het meestal weinig toevoegt. Zo min mogelijk gebruiken dus. Verder is herhaling van maar-zinnen hinderlijk, zoals de eerste scène van Te grijs laat zien. Diederik is jarig en de open haard is gezellig aan.
De haard is klein, maar al snel beginnen gasten te klagen over de hitte.  
Zin opsplitsen: De kleine haard brandt fel. Al snel beginnen de gasten te klagen over de hitte.
Verderop komt een vriendin ter sprake wiens man kanker heeft.
“Ze moet af en toe doodsbang zijn, maar daar laat ze niks van merken.”
Zin opsplitsen en maar weglaten, omdat het de zin afzwakt: “Ze moet af en toe doodsbang zijn. Daar laat ze niks van merken.”
 
Achttien jaar jong
In een bijzonder maar-rijke passage merkt een van de gasten op dat Claudia al in hun eerste studiejaar Diederiks vriendin was.
“Min of meer,” zegt Diederik, zonder te merken dat zijn vrouw vlak bij hem staat, een fles witte en een fles rode wijn in haar handen.
“Dat kon enthousiaster, lieverd. Ik vond het echt heerlijk om bij je te zijn, maar niet meteen elke dag van de week, zoals jij wilde. Ik was 18! Ik wist niks van de liefde, jij was de eerste man in mijn leven.”
Maar
weglaten en weer de zin opsplitsen: Ik vond het echt heerlijk om bij je te zijn. Niet meteen elke dag van de week, zoals jij wilde.
Het citaat gaat verder: Diederik wil zeggen dat zij voor hem ook de eerste vrouw was, maar de gever van het boek slaat zijn arm om Claudia heen en zegt tegen haar:
“Je kent hem toch. Voor Diederik is het glas altijd halfleeg. Maar je kunt wél met hem lachen.”
De eerste maar staat er terecht. Hij verklaart waarom Diederik niet zegt wat hij wil zeggen, zijn vriend komt tussenbeide. De tweede maar is overbodig vanwege het woord wél. Schrappen dus. Je kunt wél met hem lachen.
 
War on but
Het lachen is mij vergaan bij deze kleine search and destroy-operatie, deze war on but. Met nog 518 maren te gaan, ben ik zeker vier ochtenden bezig (’s middags lees ik) om te herstellen wat ik door onoplettendheid fout heb gedaan. Brouwers heeft gelijk. Maren is een slechte gewoonte, die we moeten onderdrukken. In dit blog heb ik dat gedaan en ziet: buiten de citaten staat er geen enkele maar in, behalve deze dan. Weldra zal ik een slechte gewoonte minder hebben. Het is een begin.  
Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com


vrijdag 8 december 2017

Naar een verbeterde, rookvrije editie

In Te grijs rookt Diederik af en toe een joint. Op dit moment is dat net sociaal acceptabel. Als mijn roman in de winkel ligt, zijn we al een tijdje verder en normen veranderen snel. Tegen die tijd is gebruik van cannabis gelegaliseerd en daarmee fatsoenlijk geworden. Wiet roken - hoe privé ook - zal dan echter de status hebben van tabak pruimen: vies. Cannabis wordt dan gegeten of gedronken. Als ik de brave Diederik ook nog een keer in de auto zijn telefoon laat opnemen is hij voor de lezer een hufter geworden, een aso.


Romanexpert Kruijf
Over de race van de schrijver met de tijd heb ik al eerder geblogd, zonder een oplossing te kunnen aandragen. Scripta manent: het geschrevene blijft, onveranderd en eeuwig. Sindsdien ben ik gaan beseffen dat digitaal lezen en de opkomst van de Cloud onbeperkte ruimte geeft om een verhaal te updaten en te verbeteren. Dat laatste is heel belangrijk. Op het moment dat je een verhaal afrondt, ben je er tevreden over, anders zou je er nog aan doorwerken. Pas later zie je verbeterpunten, stilistisch en romantechnisch. Ook voor een verhaal geldt de uitspraak van Johan Kruijff, dat je dingen pas ziet als je ze doorhebt. In Te grijs hoop ik aannemelijk te maken dat Claudia bij Diederik terugkomt. Wat haar exacte motieven zijn, kan ik misschien pas onder woorden brengen als het boek in de verkoop ligt.


Frankenstein verbeterd
Technisch kun je dus updaten, maar schendt je niet de normen van het ambacht? Misschien, maar Grote Schrijvers zijn je voorgegaan. In een ver verleden herschreef de Britse Mary Shelly haar Frankenstein (eerste editie 1818, verbeterde uitgave 1831). In Nederland voegde Boudewijn Büch na tien jaar twee hoofdstukken toe aan De kleine blonde dood (eerste editie 1985). Jan Wolkers kwam in 1979 met een nieuwe versie van Kort Amerikaans (eerste editie in 1962). Tot dat moment vond hij aanpassing van de eerste romantekst zonde van de tijd. Voortschrijdend inzicht kon je beter gebruiken voor een nieuw boek. Wat hem ertoe bracht zijn mening te veranderen, weet ik niet. De lezers waren kennelijk tevreden met de eerste versie, want die beleefde ongewijzigd 39 drukken.

Een tweede kans
Zolang er alleen papieren romans bestonden, was verbetering na publicatie bijna alleen mogelijk als de eerste versie al goed verkocht was en er een tweede druk zou komen. Aannemend dat de opkomst van de Cloud doorgaat, krijgen ook in eerste instantie geflopte romans een tweede kans. Hoe dit precies gaat uitwerken, weet ik niet. Digitaal lezen zal sowieso leiden tot een sterke stijging van het aantal titels. Als daar nog verschillende versies bijkomen, zullen boekenkopers voor nieuwe keuzes worden gesteld, Willen zij de betere versie waarin gerookt wordt, of de iets zwakkere, maar tabaksvrije editie? Lezen wordt niet eenvoudiger, maar wel leuker.

Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.
oA

vrijdag 1 december 2017

Productief dankzij Me too en knuffelminnares

Ken je dat lekkere na-de-filegevoel? Eerst heb je stilgestaan, dan een minuut gereden en weer stilgestaan. De chauffeur achter je zit te lullen met andere passagiers, telefoneert en kijkt overal heen behalve vóór zich. Een botsing tegen jouw achterkant is een kwestie van tijd. Onverwacht begint de kolonne vaart te maken en uiteen te vallen. Je krijgt ruimte en accelereert tot je op een comfortabele snelheid naar je bestemming cruiset. Heerlijk.     


Boek in beweging
Zoiets heb ik nu als schrijver: het boek is weer in beweging. Bijna had ik het manuscript uitgeprint en verbrand, zoals Henry Roth deed met If we had bacon, de opvolger van zijn toen nog weinig succesvolle debuut Call it sleep (1934). Roth werd uiteindelijk kippenboer. Pas dertig jaar later werd zijn eerste boek herontdekt en was de agrariër uit Maine plotsklaps toch nog een gevierd schrijver. Ik ben 66 dus zo lang kan ik niet wachten. Te grijs moet zo snel mogelijk af en dan zo veel mogelijk mensen aanspreken. Ik ben zelf tevreden over wat ik nu schrijf.         

Me too-gevoel 
Zoals ik al meldde, zijn een paar regels Me too-geïnspireerd. Ik was bezig naast de al stevige werk-pilaar een relationele pilaar voor Te grijs op te bouwen. Een van de scènes is de aankoop van een nieuw, heel breed bed, op initiatief van Claudia. Diederik kan geen bezwaar maken tegen de vervanging van hun krappe slaapmeubel vol herinneringen, maar is er niet gelukkig mee:
Hij voelt zich als een stagiaire die is ingegaan op de avances van haar chef. Ze vindt hem aardig en een afwijzing zou de sfeer bederven, maar ze is zelf nooit op het idee gekomen om seks met hem te hebben.
Knuffelminnares
De eerste nacht in het nieuwe bed is moeilijk:
Claudia ligt ver van hem af te genieten van een diepe slaap, maar hij is klaarwakker. Hij voelt zich eenzaam en vreest dat in het vervolg alle nachten zo zullen zijn. Wat te doen?
Voor scheiden is het simpelweg te laat, ze moeten hun problemen pragmatisch oplossen. Stel dat hij een minnares vindt om af en toe samen mee te slapen, tegen elkaar aan, de hele nacht. Als hij eruit moet, zal hij zich met moeite losmaken van haar slapende lijf en als hij terugkomt zal ze zacht kreunend weer tegen hem aan kruipen, zonder wakker te worden.
Wat hem betreft mag Claudia een jongere minnaar nemen. Als ze op dezelfde nacht buitenshuis slapen, zal het met de jaloezie wel meevallen. Zeg eens in de twee weken, op woensdag, dan hebben ze zelden een afspraak. Hij ziet het al voor zich, Claudia die zich na haar werk naar een kerel begeeft met een overvloed aan viriele kracht. Niet een vijftiger zoals haar collega van klassieke talen, maar een gespierde jonge god die haar voor het eten al lachend op bed werpt en penetreert, voor de eerste keer die avond maar zeker niet de laatste. Op donderdagochtend zal ze dan verzadigd en moe naar haar werk gaan en verlangen naar het eind van de dag, naar hem, die na een knuffelnacht ook in een prima humeur is.

 
Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.

vrijdag 24 november 2017

Literaire opfrissing start met donzige verassing

Alleen het voornemen om literair op te frissen heeft me al gestimuleerd. Ik had een productieve week en heb goed gewerkt aan Te grijs, waarbij ik een paar zinnen schreef waarin de Me too-campagne doorklonk. Daarover volgende week meer.      



Gelauwerd maar onbekend
Voor het verse leesvoer van eigen bodem kan ik terugvallen op De Nederlands literatuur van de 21ste eeuw  van Wim Brands (1959-2016). Deze dichter en VPRO-presentator (Boeken) publiceerde kort voor zijn dood fragmenten van zestig schrijvers die in het nieuwe millennium hun prozadebuut hebben gemaakt. Ik hoop dat de lezer meer in het heden leeft dan ik, want ik heb alleen Peter Buwalda (Bonita avenue, 2012) en Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, 2008) gelezen. De 58 andere auteurs, soms overladen met lof en prijzen, zeiden me niets. Bijna alles dat er sinds 2000 in literair Nederland is gebeurd, is dus langs mij heen gegaan. Een verontrustende constatering voor iemand die aansluiting zoekt bij het huidige lezerspubliek.      

Van Bervoets naar Mersbergen
Het zal nog even duren voor ik thuis ben in het contemporaine schrijverslandschap. Een vriendin die meer bij de tijd is, selecteerde de vijf boeken die het meest positief in de media zijn ontvangen. Het lijstje is chronologisch.
1)     Hanna Bervoets: Fuzzy (2017)
2)     Leonard Ilja Pfeijffer: La superba (2014)
3)     Maartje Wortel: IJstijd (2014)
4)     Peter Buwalda: Bonita Avenue (2012)
5)     Jan van Mersbergen: Naar de overkant van de nacht (2011)

Fuzzy Bervoets
Fuzzy is vers van de pers. Het is het zesde boek van de 43-jarige Hanna Bervoets, die in 2009 debuteerde met de psychologische roman Of hoe waarom, een onconventionele titel.  Het nieuwste werk heeft wel een mainstream-titel, maar is eigenzinnig in zijn aanpak. Het verhaal wordt verteld door een donzig bolletje, dat zich handig met de personages aanvriendt, zoals blijkt uit de eerste alinea:
“Hé jij, ben je daar eindelijk. Ik ben zo blij dat je mij gekozen hebt. Hoewel ik nog maar net in je handen lig, heb ik het gevoel dat ik je al heel lang  ken. Mag ik zeggen dat je mooi bent?”

Alwetend bolletje
Heel verfrissend is dat Bervoets precies doet, wat ik probeer te vermijden, namelijk de nadrukkelijk aanwezige alwetende verteller. Hanna Bervoets could not care less. Het bolletje Fuzzie vertélt de personages wie ze zijn. Een voorbeeld, actueel wegens de komende feestdagen, laat dat zien en maakt ook duidelijk hoe goed Bervoets kan schrijven.
“Je houdt, op zich, best van een feestje, maar ademt, na al die jaren, nog altijd diep in voordat je in je eentje een verjaardag betreedt. Zelf vier je zelden iets. Je kijkt op tegen de peuken in je dakgoot en de platgetrapte confetti in je kleed. Bovendien draag je liever niet de verantwoordelijkheid voor het welzijn en geluk van anderen, je hebt je handen vol aan je eigen geluk en welzijn, best een zware last: jij bent de laatste die je teleur wilt stellen.”
  
Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.

vrijdag 17 november 2017

Verlangen naar literaire ontslakking

Ik ben toe aan een literaire ontslakkingskuur. De lezer kent de advertenties wel voor zuivering van je interne milieu van opgehoopte afvalstoffen zoals vetophopingen en gekristalliseerd urinezuur. Na een week sapvasten in groepsverband is je lichaam bevrijd van deze ballast en klaar voor gezonde voeding en een fris en fruitig leven. Dat is nu precies wat ik wil, een schoon hoofd en een nieuwe start.      


Handige pinguïns
De behoefte aan zuivering ontstond deze week, toen ik V.S. Naipaul’s A bend in the river meenam als bedliteratuur. Het was een fraai vormgegeven, maar sleetse Penguin Classic. Toen ik hem opensloeg, viel mijn blik op een aantekening op de binnenkant van de kaft. In licht vervaagde balpenletters stond er de naam van mijn partner en het jaartal 1980. Toen, 37 jaar geleden dus, had zij het boek gekocht en toen hadden wij het beiden gelezen.
In 1980 was ik net begonnen in mijn eerste baan als journalist. Ik ben nu gepensioneerd. Toen was vaderschap iets wat ik ooit wilde. Nu heb ik vier kinderen en verlang ik naar kleinkinderen. Alles in mijn leven heeft zich ontwikkeld, maar in mijn boekenkast domineren nog altijd de Engelstalige Classics, gekocht  omdat ze handzaam en betaalbaar waren, terwijl Nederlandse boeken dik waren en duur.

Harry Arro  
Daar in bed, met Naipauls boek voor me op de dekens, zag ik wie ik ben, een oudere man met een hoofd vol oude boeken die werkt aan een roman die het publiek van deze tijd moet boeien. Ik had geen zin meer om te lezen en deed het licht uit. Peinzend lag  ik daar naast mijn slapende partner en kwam het woord ontslakking in me op.
Ik kon me voorstellen dat mijn probleem algemener was en de volgende dag wees iemand me erop dat wijlen Harry Mulisch een journalist had verteld dat hij geen romans meer las. Met kenmerkende arrogantie legde hij uit: “Een roman is een eindpunt, een kunstwerk, daar heb ik verder niks aan. Een kunstwerk maak ik zelf wel.” Bovendien had hij alles wat tot de wereldliteratuur behoort al gelezen voor hij 35 werd.         

Verse voeding  
Een leven met alleen non fiction is voor mij ondenkbaar. Ook heb ik een lange lijst klassieken die ik nog wil lezen. Maar niet nu, heb ik besloten. Een jaar lang ga ik alleen boeken lezen van de 21-ste eeuw. De beste romans, de klassieken in de dop. Ik zal ze opzoeken en volgende week een overzicht geven met welk fris leesvoer ik mijn geest ga ontslakken.  
Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.

vrijdag 10 november 2017

Niet kritischer zijn dan de lezer

Sommige lezers zullen zich er over verbazen dat er opnieuw een blog staat, terwijl ze het vorige net gelezen hebben. Is dit een teken dat ik mijn creatieve energie in het bloggen stop, omdat ik haar in de roman niet kwijt kan? Ik kan de lezer geruststellen. Ik heb dagelijks aan de grote tafel in de keuken gezeten en geredigeerd. Het vorige blog, over schrijven met de voeten, is zoals aangekondigd vorige week vrijdag verschenen. Er ging echter iets mis met de  melding op facebook. Sinds die eergisteren verscheen, piekt het aantal pageviews. Er wordt veel gemopperd op de overvloed van facebook. Ook zou facebook achterhaald zijn door andere social media. Alsnog is de communicatieve kracht enorm.
  


Trillende handjes,

Ik ben maandag met trillende handjes aan de slag gegaan. Ik heb haast en wil dolgraag eindelijk meters maken. Daarvoor heb ik een scherpe blik nodig voor verbeterpunten en de creativiteit om oplossingen te vinden. Niet te veel creativiteit, want dan ga ik zoveel veranderen dat ongeveer het hele verhaal op de schop moet. In plaats van een bankemployé maak ik Diederik bijvoorbeeld PvdA-politicus die allerlei onoprechte verhalen moet houden en alsnog zijn zetel kwijtraakt. Spannend idee, maar veel te arbeidsintensief.
De creativiteit moet dus binnen de perken blijven. De kritische blik mag ook niet te scherp zijn, want dan vind ik iedere regel verkeerd en raak in een depressie die ik als een echte romanschrijver moet bestrijden met alcohol, drugs en te jonge vrouwen. Het medicijn trekt me wel, de aandoening niet.


Da Vinci Code  
Soms is een tekst goed genoeg en moet je niet eindeloos gaan optimaliseren. Ik geef een voorbeeld uit de Da Vinci Code. Hoofdpersoon Robert Langdon wordt na openingstijd in het Parijse Louvre ontvangen en auteur Dan Brown beschrijft wat hij ziet.
“De galerijen die anders zo goed verlicht waren, waren vannacht schrikwekkend donker.”   Mijn observatie: die anders zo goed verlicht waren is overbodig. Langdon schrikt immers van de duisternis.  
In plaats van het gebruikelijke gelijkmatige witte licht dat van boven naar beneden viel.Het houdt niet op. Hadden de ouders van Brown een lampenzaak?
leek er nu een zwakke rode gloed uit de plinten naar boven te stralen.Er zitten dus zwakke rode lichtjes in de bovenkant van de plinten.      

Plassen rood licht  
Met gelijke tussenruimten vielen er plassen rood licht op de tegelvloer, vervolgt Brown.
Die zwakke plintlampjes produceren geen plassen licht en schijnen naar boven. Er is dus een tweede set van krachtigere lampen. Vreemd genoeg duidt Brown die alleen indirect aan, terwijl hij de normale, bij de lezer bekende museumverlichting twee keer beschrijft en er één keer aan refereert. Knullig is ook het gebruik van het woord leek. Dat slaat niet op de rode gloed, maar op de suggestie van de schrijver dat de plintverlichting de enige verlichting is.         

Onverbiddelijke bestseller  
De conclusie is duidelijk: Dan Brown heeft een onevenwichtig en vaag stuk tekst geproduceerd. De Da Vinci Code bevat er nog veel meer. Er zijn evengoed 80 miljoen exemplaren van het boek verkocht, dus die passages staan het leesgenot niet in de weg. Tweede conclusie: sla niet aan op elke vaagheid en doublure. Het succes van een boek hangt van andere dingen af.   
Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.

vrijdag 3 november 2017

Klaar om te schrijven met de voeten

Ja, ik heb er weer zin in. Nee, ik heb nog niet stiekem de file tegrijsconcept.docx geopend. Dit weekend mag ik nog nagenieten van de geluksopvliegers tijdens de lange wandeltocht door Noord-West Spanje. Van het fantastische vuurwerk waarmee de zon de nieuwe dag vierde. Van het genot om na tien kilometer wandelen te ontbijten met een cafe con leche en een bocadillo. Van de vrijheid om een dag voor je te hebben waarin je alleen maar de weg hoeft af te lopen die zich kaarsrecht uitstrekt tot de horizon. Zonder het knagende gevoel dat allerlei taken wachten op voltooiing, zoals de roman. Ik heb tijdens de camino meermalen willen schrijven, maar nooit aan Te grijs, Keertij of hoe mijn verhaal ook zal heten als het gepubliceerd wordt.

 

Fotoalbum Te grijs
Een kleine schrijftaak heb ik al voltooid. Ik heb het concept afgemaakt van een artikel voor Jacobsstaf, het magazine van de Nederlandse vereniging voor caminogangers. De oplage van het blad is 16.000, waarmee het in gedrukt aantal de meeste opiniebladen overtreft en ook bijna alle romans, in Nederland en elders. Een dankbaar en lekker journalistiek klusje, dat volgens plan is verlopen.
Ook voor de roman heb ik een plan. Dit jaar telt nog acht weken. Mijn manuscript heeft 70.000 woorden. Als ik iedere week 10.000 woorden redigeer houd ik nog een week over om eventuele vertragingen in te lopen. Ik werk vier dagen per week aan de roman, dus dat worden 2500 woorden per dag, amper vijf A4-tjes. Wat me bevalt laat ik staan en dat zal het meeste zijn. Om een beeld te gebruiken: ik heb de foto’s voor het album klaar. Een enkele moet nog bewerkt worden, maar het gaat vooral om het inplakken op de juiste plek.

Camino in de woonkeuken  
Maar daarmee ben je toch al meer dan een jaar bezig, zal de trouwe bloglezer zeggen. Inderdaad, maar ik hoop dankzij de camino een nieuwe start te kunnen maken. “Je wilt je schrijfproblemen oplossen met je hoofd,” zei een Zen-priesteres vooraf tegen mij. ”Als je loopt, zul je leren denken met je voeten, met je lichaam dus.”
Nu moet ik zeggen dat ik tijdens de tocht vooral niet heb nagedacht. Toch voel ik me goed voorbereid op de nieuwe werkzaamheden. Plannen en piekeren heb ik genoeg gedaan. Ik ga nu mijn personages door het verhaal wandelen en zien wat zij zien en voelen wat zij voelen. Schrijven met de voeten wordt het, een tweede camino, maar dan niet met Peter en Jana, maar met Diederik en Claudia. En niet door het wijdse Spaanse land, maar in mijn woonkeuken in Amsterdam-Zuid. Ik verwacht een prettige tocht, met veel geluksopvliegers.


Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.

vrijdag 30 juni 2017

Met twee pareltjes op lang blogverlof

Dit is mijn laatste blog tot ver in de herfst. Op vrijdag drie november hervat ik het wekelijkse verslag van mijn schrijverij en alle zaken waar ik dan tegen aanloop. Een vakantie deze maand en mijn Santiago-pelgrimage in september hebben me na enige aarzeling doen besluiten om een lange pauze in te lassen. Daarna kan ik als de muze het wil met een frisse blik mijn tweede versie van Te grijs maken, als alleswetende verteller natuurlijk.         



Best gestructureerd   
Het jaar is tot nu toe anders gelopen dan ik dacht. Ik verwachtte dat ik de structuur van het verhaal onderhand helder voor me zou zien, maar in plaats daarvan ontwaar ik slechts omtrekken in de mist. Teleurstellend, want ik beschouw mezelf als een onhandige, maar gestructureerde man. In mijn stilistische vermogens heb ik nog steeds vertrouwen. Al valt er veel te leren, dat besef ik sterk als ik een zinnetje zoals dit lees:
Op de speelplaats draaide de molen met een teder piepend geluidje. Vlieghe had hem nog een woedende zwaai gegeven toen hij wegging.
Na die zinnen ben je geen lezer, maar een getuige, je bent er lijfelijk bij. Briljant fragment van Hugo Claus in Het verdriet van België (1983).   


Wel, bron en stroom  
Hoe subtiel je met taal kan spelen, laat Frouwkje Zwanenburg zien, voormalig lid van de haiku-kern Zaanstad e.o. Bij het aftreden van de coördinator dichtte ze:
jij bent onze wel,
bron waaraan wij ons laven -
een blijvende stroom.

Het gedicht bevat geen enkele herhaling. Zwanenburg gebruikt subtiele woordverschillen om  een tijdsdimensie te creëren. De wel bestond al, de haiku-kern maakte het zijn bron. Die zal blijven stromen, ook als de voorzitster haar hamer heeft overgedragen. De taal, dat zal duidelijk zijn, is een instrument dat bijna alles kan, de beperkende factor is de schrijver.

Michiel hervat zijn blog op vrijdag 3 november.
 

Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Alfred Bi

zaterdag 24 juni 2017

Een alwetende verteller wil ik zijn

Een alwetende verteller, die zou veel problemen met Te grijs oplossen. Voor de eerste versie heb ik gekozen voor de aanpak van de verslaggever, die de feiten voor zich laat spreken. Dat is momenteel gebruikelijk en bovendien heb ik beroepsmatig veel verslaggeverswerk gedaan. Als ik naar het verhaal kijk, zie ik een collectie observaties, waar de lezer zelf een metaniveau bij moet bedenken. 
Het verhaal zou krachtiger zijn als ik het zelf vertelde, niet als participerende ik-persoon, maar als de verteller die het overzicht heeft. Charles Dickens doet dat onder andere in Oliver Twist (1837),  Alexandre Dumas in De drie musketiers (1844) en Jules Verne in De reis naar de maan (1870). Heerlijk vind ik dat, die rustig vertelde, duidelijke verhalen. Gezien de datum van verschijning van de genoemde boeken dringt de vraag zich wel op, of deze vertelstijl nog wel aanslaat bij de haastige thrill seekers van de 21-ste eeuw. De meeste moderne boeken hebben een vliegende start.


        
Goudkoorts in Nieuw Zeeland   
Ik besprak het probleem met een belezen vriendin, die zei dat a) zij alwetende vertellers vaak oudbollig vindt, maar b) ze nog steeds voorkomen, bijvoorbeeld in Al wat schittert (The luminaries) van Eleanor Catton uit 2013. De lezer kijkt met de schrijfster mee door de lens en deelt haar constatering: “De twaalf heren in de rookkamer van het Crown Hotel wekten de indruk van een toevallig verzameld gezelschap”.
Deze beginzin is puur negentiende-eeuws. Toch won Catton meteen de Man Booker Prize met haar lijvige werk, dat overigens speelt tijdens de Nieuw Zeelandse gold rush van 1866.
Een iets ouder voorbeeld is De aanslag van Harry Mulisch uit 1982 die start met een sprookjesachtige proloog: ”Ver, ver weg in de Tweede Wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk (…) aan de rand van Haarlem.”

Mulisch slome start  
Het kan dus, maar is het spannend genoeg? De aanslag werd een bestseller, ondanks de trage beginzin, maar Mulisch had ten tijde van de publicatie al een geweldige reputatie. De lezer wilde best even geduld hebben, in het vertrouwen dat het spoedig leuk zou worden. Ik heb geen reputatie en moet de lezer direct inpalmen.
Ik betwijfelde of dat zou gaan lukken, tot ik werd gewezen op Philippe Claudels Het kleine meisje van meneer Linh (2005). Ook hier kijken we met de schrijver mee die duiding geeft aan wat we zien.
“Een oude man staat op het achterdek van een boot. In zijn armen houdt hij een lichte koffer en een pasgeborene, nog lichter dan de koffer. De oude man heet meneer Linh. Hij is de enige die weet dat hij zo heet, want iedereen die het wist is om hem heen gestorven.”

Diep wegstoppen 
Deze passage van Claudel neemt alle twijfel bij me weg. Ik ga een nieuwe versie van de roman maken, met een alwetende verteller die duiding geeft. Zo meteen zet ik de huidige versie van Te grijs op een memory stick en stop die weg in een la. Maandag creëer ik het document TegrijsVersie2 en ga aan de slag. Ik vertel gewoon mijn verhaal en leg uit waar uitleg nodig is, net of de lezer tegenover me zit. Show and tell.

Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. 

vrijdag 16 juni 2017

Blog biedt troost bij boosheid op vader


Dit blog heeft mij getroost bij de bijzetting van mijn vaders urn vorige week in het familiegraf. Ik meldde zijn dood een halfjaar geleden in mijn blog van 6 januari en vertelde toen hoe grievend achterdochtig hij in zijn laatste jaren werd. Hij uitte beschuldigingen die ik hem nog steeds kwalijk neem, al was hij bijna 100, bijna blind, bijna doof en bang voor de vergetelheid. Ik schaam me voor mijn boosheid: het waren maar woorden van een verwarde man, maar die man was wel mijn vader.   


Slechte vader 
De emotionele worsteling met overleden ouders is een bron van creativiteit geweest. Van Dis onderzoekt in Ik kom terug (2014) de teleurstellende relatie met zijn moeder. De fout lag hoofdzakelijk bij haar. Ouderlijke schuld vind je ook in Zoon (2009) van Karl Ove Knausgard. De vader die de Noorse auteur daarin en elders beschrijft, knijpt hem af en drinkt teveel. Verder terug vinden we een uitgesproken kwaadaardige vaderfiguur in Karakter (1938) van Ferdinand Bordewijk.
Mijn vader was niet kwaadaardig en dronk zijn witte Martini zonder overlast te veroorzaken. Hij verzamelde trots alles wat ik schreef als journalist, hij was een goede ouder. Tot hij op een ontluisterende manier veranderde.   
Tom Lanoye schetst in Sprakeloos (2009) de aftakeling van zijn flamboyante moeder. Een beroerte legt haar het zwijgen op. Lanoye’s moeder was niet altijd aardig voor haar homoseksuele zoon. Toch hield hij van haar. “Misschien kan liefde maar één ding echt. Uit liefde doden,” constateert hij vooruitlopend op de euthanasiediscussie.   

As op de fiets 
Jelle Brandt Corstius fietste met de as van zijn vader naar Zuid-Frankrijk (As in de tas, 2016). Misschien kan ik zijn voorbeeld volgen en een zakje as meenemen op mijn pelgrimage naar Santiago de Compostela in september. Belangrijker is het inzicht dat Brandt Corstius me gaf in mijn probleem. Ik ben niet boos omdat mijn vader mij uitschold. Ik ben boos omdat hij me afwees. Hij én ik zagen zijn lijden en ontluistering. Toch liet hij niet toe dat ik hem troostte. Vader Brandt Corstius deed dat wel, één keer.
“Hij ging op de divan liggen en ik kroop bij hem. Ik hield hem vast, moest huilen en zei dat ik zo verschrikkelijk veel van hem hield. Hij zei niks, maar hield mij vast en dat was genoeg.”
Inderdaad, één keer zo’n moment met mijn vader was genoeg geweest om nu zonder boosheid terug te kunnen kijken. Hij kon mij zo’n moment niet geven en zichzelf ook niet. Helaas.     
Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld.

vrijdag 9 juni 2017

Oude meuk lezen toch zinvol

Schuldgevoel overviel me deze week toen ik Dante’s De goddelijke komedie zat te  lezen. Ik wil een eigentijdse roman schrijven en moet dus goed op de hoogte zijn van wat er nu gebeurt op literair gebied. En wat doe ik? Ik besteed mijn tijd aan een in Nederlands proza vertaald Italiaans gedicht van een rancuneuze balling uit 1321. Terwijl lezend Nederland massaal De tolk van Java aanschaft, waarmee Alfred Birney de Libris Literatuurprijs heeft gewonnen. En zich verdiept in de bestseller My way van Monica Geuze, die ons inwijdt in de nieuwe wereld van de vloggers. Van Geuze kan ik als blogger het nodige leren over het vergroten van mijn bereik. Wie weet moet ik filmpjes gaan maken om publiek voor Te grijs te werven. De concurrentie is  groot en je  moet tegenwoordig als schrijver van alle  markten thuis zijn. Monomediaal werken is just not good enough.
 
  
Oltmans traagheid 
Ik geef dus kostbare tijd aan oude meuk. Als het gaat om klassieke romans is dat te verdedigen. Veel romans uit de 20ste en 19de eeuw zijn prima leesbaar en relevant voor de hedendaagse schrijver. Naarmate we in de tijd teruggaan wordt de actie wél langer ingeleid. J.F. Oltmans –die van de boekenlijst– begint Het slot Loevenstein (1833) met een lange uitleg. Hij heeft al een tijd oude manuscripten liggen uit de Tachtigjarige oorlog. “Menigmaal had mij de lust bekropen, om ze door druk gemeen te maken. Dan, niet gewoon voor het publiek te schrijven, liet ik dit voornemen varen.” Zo zeurt hij nog een tijdje door, voor we in Heusden een ruiter zien naderen en het avontuur begint.

EU-immigrant Crusoe
In de 18de eeuw – toen de Britten ook al voortdurend overhoop lagen met Europa– publiceerde Daniel Defoe zijn Robinson Crusoe (1819). Hij begint met een vroom voorwoord en overvoert zijn lezers vervolgens met details over het gezin waar zijn fictieve hoofdpersoon vandaan komt. Zijn vader kwam uit Bremen en heette eerst Kreutznaer, later verbasterd tot Crusoe. Zijn moeder stamde uit “a very good family” in York.
Net als de lezer wil afhaken, hoort hij dat de oudste broer van Robinson gesneuveld is bij Duinkerken.
“What became of my second brother I never knew any more than my father and mother did know what was become of me.” En met die zin trekt hij ons het ijzersterke verhaal in over Crusoe’s schipbreuk en jarenlange verblijf op een eenzaam eiland.
    
Surrealistische komedie
Toen ik aan De goddelijke komedie begon, verwachtte ik dat mijn geduld flink op de proef zou worden gesteld. De eerste zin was dan ook een prettige verrassing.
“Op het midden van onze levensweg bevond ik mij in een donker woud. (…) Wanneer ik eraan denk, slaat mij de schrik weer om het hart.” Dante zet ons meteen midden in zijn surrealistische tocht door Hel, Voorgeborgte en Hemel.
Lezen van oude literatuur is duidelijk nutteloos als je de nieuwste romanmode wil volgen. Wel kunnen de schrijvers van lang geleden je laten zien, hoe je een verhaal vertelt. Daarin zijn ze onovertroffen, het feit dat ik ze ken en lees bewijst dat.   

Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Probleem met plaatsing? Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Alleen je naam komt in het reactieveld. Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen.   

vrijdag 2 juni 2017

Afscheid nemen is een hachelijke onderneming

Afscheid nemen is een hachelijke onderneming, ook in de literatuur. We leven in een tijd waarin je je moet uiten, maar wel met mate. Huilen mag, maar je hysterisch op de grond werpen en je eigen haar uittrekken is not done. Andere culturen laten meer ruimte voor emotionele uitingen en de onze deed dat vroeger ook.

Afscheid van een onsterfelijke 
Een van de meest dramatische afscheidsscénes die ik ken staat in Rider Haggard’s roman She (1886). Een ontdekkingsreiziger ontmoet in de binnenlanden van Afrika een witte koningin en wordt verliefd op haar. Ze is bijna 2000 jaar oud, maar dat is haar niet aan te zien, dankzij een bad in vulkaangas. Ter voorbereiding op het huwelijk met de Brit gaan ze terug  naar de gasbron en zij laat hem zien hoe zo’n onsterfelijksheidkuur gaat. Wellicht  omdat het de tweede keer is, verschrompelt zij voor de ogen van de verbijsterde Brit in een oud besje dat nog net kan roepen: “I’ll be back and I’ll be beautiful!” voor ze oplost in het gas. Overigens kómt ze terug, weer als beeldschone koningin, in Ayesha, the return of She (1904).



Scheidende collega’s
Het is vreemd dat me geen Nederlandse afscheidsscènes te binnen schoten. Ik zocht ze omdat Diederik en zijn vrijmoedige collega en onenightstand Iris afscheid nemen. De B-bank is failliet en ze hebben net de details gehoord  op een turbulente personeelsbijeenkomst. Buiten worden ze meteen aangesproken door een journalist.
”Kunt u bevestigen dat er zojuist een lid van de raad van bestuur bedreigd is en zich in veiligheid moest brengen?
”We hebben een spreekverbod,” zegt Iris. “We hebben allemaal een pleister over onze mond gekregen. Een onzichtbare pleister.”
Ze zeggen de journalist gedag en lopen een stukje samen op, houden dan stil waar hun wegen scheiden.
”Die journalist leek erg tevreden met dat zinnetje van jou. Dat ga je in de media terugzien,”
voorspelt Diederik.
”Bedoel je dat ik bang moet zijn voor sancties? Bijvoorbeeld ontslag?”
Ze lacht en terwijl ze voor hem gaat staan, pakt ze zijn handen en kijkt hem aan.
“Wat ben jij een bange man. Ik hoop niet dat ik later zo word.”
Daar schrikt Diederik van. Ze ziet het meteen en knijpt kort in zijn handen.
”Je bent goed in je vak en ik mag je graag. Je was het maatje op het werk dat ik nodig had.”
Ze trekt hem tegen zich aan, kijkt dan ondeugend in zijn ogen.
“En als minnaar kun je er ook  goed mee door.”
Ze knuffelen en zoenen langdurig voor het afscheid.
“Goodbye forever,” zegt Iris tenslotte en na nog een korte kus beent ze weg, richting parkeergarage. Diederik kijkt haar lang na.
 
      Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Probleem met plaatsing? Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Alleen je naam komt in het reactieveld. Het reactieveld komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen.