donderdag 26 april 2018

Te grijs, hfdst 1


Te grijs


hdst 1 Verjaardag


Tijdens het doortrekken wendt Diederik zoals gewoonlijk zijn blik af, maar bij het omhoog doen van de bril registreren zijn ogen toch rood op het witte porselein. Het zal door de bietjes van gisteren komen, stelt hij zichzelf gerust. Hij borstelt hij het streepje weg, wast zijn handen en stapt de gang in, waar hij bijna tegen zijn vrouw op botst die met haar gitaar in haar hand loopt.
“Je gaat op de raarste momenten naar de wc! Iedereen zit op je te wachten. We gaan je toezingen.”
Hij wil zich verontschuldigen, zeggen dat zijn stofwisseling al een paar maanden grillig is en dat hij de aandrang soms niet kan onderdrukken, maar zijn vrouw stapt al kordaat voor hem uit naar de suite en zet met stevige akkoorden het Lang zal hij leven in. Grijze en of kalende mannen en kort gekapte vrouwen kijken Diederik zingend aan. De meeste gasten komen al tientallen jaren op zijn verjaardagen, de meeste kent hij uit zijn studietijd in Leiden of van de crèche en het schoolplein. Nieuwe vrienden maakt hij niet meer en verversing van het bestand via echtscheidingen blijft uit. Dat laatste kenmerkt de mensen waarmee hij zich verbindt. Geen naïeve Gutmensche, maar trouw, zorgzaam en redelijk. Diederik beseft dat hij dankbaarder moet zijn dan hij is. Voor zijn vrouw, zijn zoon, vrienden, zijn werk, zijn welstand, voor alle zegeningen die over hem zijn uitgestort.  

Eén van de grijze mannen kust hem op beide wangen en overhandigt hem een boek.
“Je zei laatst dat ik jouw exemplaar nooit had teruggegeven. Een paar dagen later vond ik een exemplaar in de wisselkast bij mij in de straat. Hij stond naast Het Kapitaal van Karl Marx. Marx gaf onze generatie een theorie over de maatschappij, maar Fromm vertelde ons hoe het zat met seks en liefde. Want al die praatjes van de oudere generatie vonden we nulkommaniks.”
Diederik knikt, al was hij in het doodsaaie Kapitaal niet ver gekomen. Fromms boek had hij verslonden. Hij bekijkt herkennend de zwart-gele kaft en leest hardop de titel: Liefhebben, een kunst, een kunde. Het boek lag bij de meesten in het gezelschap naast hun bed, in Diederiks geval een constructie van pallets met een oud matras en beddengoed van twijfelachtige properheid. Hij was als student schoon op zijn lijf en voor de rest liet hij de boel de boel, het waren de jaren zeventig en het materiële kwam op de tweede plaats. Dat was voor Claudia hetzelfde geweest.
Diederik bekijkt het boekje van alle kanten en ruikt eraan. Uit het diepst van zijn geheugen wellen woorden op.
“Trouw aan één partner was slecht, egoïsme ȧ deux. Nou, voor de meesten van ons was het een luxeprobleem, we waren blij als we één vriendinnetje hadden.”
“Jij was toen al met Claudia.”
“Min of meer,” zegt hij, zonder te merken dat zijn vrouw vlak bij hem staat, een fles witte en een fles rode wijn in haar handen.
“Dat kon enthousiaster, Diederik. Ik vond het echt heerlijk om bij je te zijn. Niet meteen elke dag van de week, zoals jij wilde. Ik was pas 18! Ik wist niks van de liefde, jij was de eerste man in mijn leven.”
Hij wil zeggen dat zij voor hem ook de eerste vrouw was, maar de gever van het boek slaat zijn arm om Claudia heen en zegt tegen haar: “Je kent hem toch. Voor Diederik is het glas altijd halfleeg. Je kunt wél met hem lachen.”
“Dat valt tegen de laatste tijd,” antwoordt ze. ”Hopelijk leeft hij op in zijn nieuwe functie. Hij begon een beetje een mopperige bankemployé te worden. Nietwaar schat?”
In antwoord tuit Diederik zijn lippen. Zij kust hem en gaat verder met haar bijschenkronde, voor de gezelligheid, want de gasten weten de drank na al die jaren zelf te vinden.
Iemand vraagt Diederik of Piet en Ria nog komen. Hij zegt dat hij ze niet meer verwacht.
“Piet vertelde laatst dat hij een paar dagen naar het ziekenhuis moest. Tussen neus en lippen door, terwijl hij altijd prat gaat op zijn gezondheid. Ik durfde niet te vragen wat er was.”
“Heb ik wel gedaan,” zegt een ander, die regelmatig met Piet squasht. “Hij zei opvallend terloops dat hij een tijdje niet zou kunnen spelen omdat hij last had van zijn buik. Ik voelde dat er iets aan de hand was en drong aan en inderdaad: er was een groot tumor in zijn darmen ontdekt.”
Met zijn handen geeft hij de grootte aan van een tennisbal.
“Ik zou zoiets meteen aan mijn vrienden vertellen, maar Piet ziet ziekte als een persoonlijke nederlaag. Het gezwel is intussen weggehaald. Alles is goed verlopen, hij was binnen vier dagen weer thuis, hij heeft geen stoma gekregen, er zijn geen poliepen of uitzaaiingen. Hij krijgt nog wel chemo. Hoe dat gaat, weet ik niet, hij reageert niet op mails en ik wil hem niet lastig vallen.”
Ze zwijgen. Piet leefde het gezondste van hen allemaal. Als hij ziek werd, wat stond de anderen dan te wachten? De afgelopen tien jaar kreeg de ene na de andere vrouw kanker, meestal in de borsten. Zijn nu de mannen aan de beurt? Diederik wil er niet aan denken, hij wil af van dit benauwende gesprek.
“Hoe neemt Ria het op?” vraagt hij. “Ze heeft haar leven eindelijk goed op de rit, rijdt lekker rond in een leasebak, strak in het pak. En nu dit.”

Zoals hij gehoopt had, verplaatst de aandacht zich naar de vrouw van de zieke, die nooit wist wat ze wilde en loopbaanmatig wat aanrommelde in deeltijd, tot ze als vijftigplusser door reorganisatie en ziekte ineens als oudst aanwezige haar afdeling moest leiden. De verantwoordelijkheid gaf haar vleugels en nu is ze een goed betaalde en gedreven manager.
“Ze is heel optimistisch,” weet een vriendin die met Ria op een leesclubje zit. ”Bij haar kom je er nooit achter wat ze echt voelt. Ze moet af en toe doodsbang zijn, maar daar laat ze niks van merken. Terwijl zij en Piet bij elkaar horen, dat was vanaf het begin duidelijk.” 
Verschillende aanwezigen waren er getuige van geweest hoe het aanging, tijdens een verblijf in de Zwitserse bergen. Zij was een stukje langs een ruwe rotswand naar beneden gegleden. Piet verzorgde haar wonden, hij had net een EHBO-cursus gedaan. Dankzij deze lichamelijke intimiteit was hun vriendschap een hechte relatie geworden. Bij Diederik en Claudia was dat proces turbulenter verlopen. Diederik pookt de open haard op en gooit nieuw hout in het vuur. Nu de herfstzon weg is, koelt het snel af, ook in huis, en hij is kouwelijk.
De haard is klein. Toch beginnen gasten al snel te klagen over de hitte. Claudia zet een raam open en kondigt aan dat ze in de keuken groente gaat snijden voor de gezonde snacks. Een aantal vrouwelijke gasten biedt hulp aan. Voor ze met haar assistentes naar de keuken vertrekt, zegt Claudia:
“Laat de mannen zo meteen de bitterballen en de vlammetjes doen, de vette hap is hun ding.”
“Zullen wij dan niet éérst de bitterballen bakken,” mengt een forse man zich in het gesprek. “Dan kunnen jullie alle tijd nemen voor de andere hapjes. Er echt iets moois van maken met rozetjes van wortel en zo.”
De vrouwen beantwoorden deze doorzichtige poging om aan de groentesnacks te ontkomen met boegeroep en vertrekken naar de keuken. Iemand zet daar muziek op en een paar vriendinnen beginnen mee te zingen.

“Het is altijd een gezellige boel bij jullie,” constateert de dikke man. Hij kijkt zoekend rond en Diederik reikt hem de fles witte wijn. “Dank je. Maar wat hoor ik, Diederik, je begint aan een nieuwe fase in je loopbaan?”
Diederik legt uit dat het om een nieuwe functie gaat binnen zijn bedrijf, op het hoofdkantoor in Utrecht. Net als veel branchegenoten is de B-bank door dure overnames diep in de verliezen gezakt. In een poging het financiële bloedverlies te stelpen, heeft de royaal gehonoreerde concerntop Diederiks marginaal renderende beleggingsafdeling wegbezuinigd. De medewerkers in Amsterdam kunnen kiezen voor een aantrekkelijke vertrekregeling of overplaatsing naar elders in het concern. Tot zijn eigen verbazing is Diederik teruggeschrokken voor het baanloze bestaan en heeft overplaatsing aangevraagd. Hij begint nu per 1 oktober bij de afdeling Communicatie in Utrecht. Die heeft een redacteur aangevraagd en krijgt nu hém toegewezen, al beantwoordt hij niet aan het gewenste profiel van jong, dynamisch en bekend met moderne media. Toch is hij optimistisch.
“Ik heb er twee gesprekken gevoerd. Het zal best een overgang zijn,” zegt hij. ”Van de andere kant: mijn teksten kloppen altijd met de feiten en dat is het belangrijkste. Ik vind de mededelingen van Communicatie inhoudelijk vaak dun. Juist nu de media de ene jobstijding na de andere over ons uitstorten.”
Zijn vriend knikt bevestigend en Diederik vervolgt:
“Juist nu moeten de medewerkers op ons eigen intranet zien hoe de vork in de steel zit. Met mijn kennis van zaken en ouderwetse degelijkheid kan ik daarbij helpen. En zoals Claudia zegt: ik ben toe aan een nieuwe uitdaging. Ik ken de beurs nu wel een beetje en mijn nieuwsbrief voor particuliere beleggers kan ik met mijn ogen dicht schrijven. Ik zie ook niet hoe ik die nieuwsbrief kan verbeteren, dus ik kijk er naar uit om mijn tanden in iets nieuws te zetten. Ik ben nog te jong om achter de geraniums te gaan zitten.”


 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten