vrijdag 2 september 2016

Op jacht naar "heel" en "een beetje"

Regelmatig zie je kinderen en jonge volwassenen jagen op Pokémon. Voor het blote oog zijn de wezentjes onzichtbaar. De jagers speuren de omgeving af via de camera van hun telefoon. Als daarop een Pokémon verschijnt die ze willen vangen, gooien ze ernaar met een virtuele bal en voegen hem zo toe aan hun buit. 
Aan die jacht moest ik denken, toen ik op zoek ging naar overbodige woorden. Op papier zijn ze slecht zichtbaar. Via de zoekfunctie van Word kan ik echter verdachte exemplaren markeren. Die onderzoek ik vervolgens op functionaliteit. Aan de jacht ligt het principe ten grondslag dat je als schrijver van elk woord en elk leesteken kunt uitleggen waarom het er staat. Kan je geen reden geven, dan hoort het woord of teken in de prullenbak.



Enigszins genuanceerd
Ik begon de jacht met een selectie van woorden met een beperkte toegevoegde waarde, zoals nuanceringen. Met enige bezorgdheid voerde ik als zoekterm enigszins in. Dat woord gebruik ik heel frequent in de spreektaal. Ik bleek me echter te hebben ingehouden. In mijn tekst van ruim honderd pagina’s komt het woord één keer voor. Dat moet een keus zijn geweest, dus nieuwsgierig herlas ik de bewuste scène. Diederiks collega Iris praat met haar baas over de claim dat de B-bank de klant centraal stelt. Zij vindt dat zwak, een open deur.
“Het kan geen kwaad het nog eens te zeggen,” antwoordt haar baas enigszins defensief.
Met dat woord wilde ik aangeven dat de baas niet bang is voor de kritiek van Iris, alleen geïrriteerd. Subtiel, want waarom zou zo’n bobo zich de kritiek van een ondergeschikte aantrekken?  Ik bedoelde “defensief ondanks zichzelf”, ja, overbodig dus, die enigszins.

Helemaal nutteloos
Bij die enigszins kon ik dan nog wel onder woorden brengen waarom ik het gebruik. Anders ligt dat bij twee nuanceringen die ik veel vaker heb ingevoegd: heel (67 keer) en een beetje (40 keer). Ik zou niet kunnen zeggen waarom. Heel goed, heel verstandig, heel groot, heel ver, heel moeilijk, wat is de meerwaarde van dat heel? Eén keer gebruik ik het anders: Wegens een aanrijding met een persoon staat een heel perron forensen te wachten. Ook hier voegt het woord niets toe. Een perron forensen is net zo duidelijk. De conclusie is duidelijk: heel moet ik niet gebruiken.

Slobberen of niet
Vreemd genoeg ligt dat ingewikkelder bij een beetje. Een beetje moe, een beetje ondeugend, een beetje slobberig: in al deze gevallen maakt schrappen van de nuancering het verhaal duidelijker. Je hoeft maar één vraag te stellen: is Diederik moe of niet. Slobbert Claudia’s broek of niet? Zo ja, dan is de mate waarin irrelevant. De woorden een beetje zouden relevant zijn als er kwantitatieve informatie nodig is en dat is in een roman meestal niet het geval. Toch is waakzaamheid geboden, zoals de zin Op de foto knijpen ze hun ogen een beetje dicht laat zien. Hier is sprake van een kwalitatief verschil: zonder de nuancering zouden ze vreemd op de foto staan, want met gesloten ogen.

Sluipende diertjes
De neiging om overbodig te nuanceren, zit duidelijk diep. Misschien is het de behoefte aan waarheidsgetrouwheid en de angst om misverstanden te voorkomen. Je loopt als schrijver vooruit op vragen die niemand stelt en hier ook irrelevant zijn. Daardoor sluipen er steeds massaal ongerechtigheden de tekst binnen, ongewenste dieren, een soort Pokémons. Ik heb de jacht op hen geen moment te vroeg geopend.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten