vrijdag 7 oktober 2016

Schrijven op je ideale plek, bijvoorbeeld op Lesbos

Schrijvers zijn in de luxepositie om voor werkzaamheden een ideale plek waar ook ter wereld te kunnen zoeken. De Fransman Alain de Botton (Proeven van liefde, 1993) houdt het sober: hij huurt een kantoorplek in de buurt, zodat hij thuis vrij is. Saskia Noort (Huidpijn, 2016) creëert vaak suspense in een afgelegen huis op het hippe Ibiza. Louis Couperus (Eline Vere, 1889) schreef graag in Rome, net als Wolfgang Goethe (Das Leiden des jungen Werthers, 1774). Deze voorbeelden kreeg ik van een betrouwbare informant, die mij ook wees op de schrijversverdieping boven Atheneum Boekhandel in Amsterdam waar onder andere de Israëliër Nir Baram (Goede mensen, 2010) te gast was.



Groetende bergbewoners
Omdat ik graag snuffel aan het leven van de Groten in het Vak, was ik heel blij toen mijn echtgenote voorstelde om een werkvakantie te houden. De bestemming was Agiassos, een dorpje in de bergen van Lesbos, een eiland dat toeristen hard kan gebruiken.
Van het vluchtelingendrama was niets te merken in het verstilde en vergrijsde Agiassos, waar een toerist nog wordt gegroet. ’s Ochtends werkten we er, mijn echtgenote binnen aan het enige normale tafeltje; ik zelf buiten met de benen gestrekt onder een kniehoog exemplaar, zittend op het cement van het dakterras en steunend tegen de cementen bank. Het was meestal fris en de zon scheen laag over de beboste bergen. Na korte tijd klonk het lied van de rijdende groenteman op uit de stegen. Dan had ik al een paar regels geschreven. Het verhaal kwam spontaan op, zoals een belevenis die je vertelt in een gesprek. Na vijf heerlijke en productieve dagen gingen we naar de noordkust van Lesbos. Daar begint het volgende fragment.

Ontheemde Syriërs gezocht
De Turkse kust is vlakbij, Claudia denkt dat ze erheen zou kunnen zwemmen, qua afstand. De vluchtelingeninvasie heeft aan de Griekse kant trieste sporen achtergelaten, op het strand een hoop zwemvesten, aan de kustweg een verlaten opvangpost met Arabisch opschrift, in een natuurgebied een verwijsbordbord naar een verzamelpunt.
De ontheemden zelf zijn merkwaardig onzichtbaar. Eigenlijk zijn Claudia en Diederik blij dat hen de persoonlijke confrontatie met het oorlogsleed wordt bespaard. Als ze gaan vertrekken, knaagt er echter iets.
“We moeten toch gaan kijken bij het opvangkamp,” zegt Diederik. “Anders negeren we die ellende helemaal en dat klopt niet.”
Dus vertrekken ze extra vroeg richting vliegveld, zodat ze langs de vluchtelingenopvang kunnen rijden. De dauw staat nog op de voorruit, als ze de bagage inpakken. Over de bergen en de vlakte bij de binnenzee arriveren ze bij Moria, het dorp waar het kamp moet liggen. Ze wringen zich door de nauwe straatjes en zien eerst alleen de gebruikelijke groepjes Griekse bejaarden. Dan zien ze drie zwarte jongemannen, gespierd en goed gekleed. Verderop loopt weer een groepje en weer verderop nog een. Overal lopen Afrikaanse mannen, maar Arabisch ogende gezinnetjes zien ze nergens.
“Tja, leven in Afrika is natuurlijk ook geen feest,” zegt Diederik. Claudia is in verwarring, ze heeft onlangs een groot bedrag gedoneerd voor de gestrande vluchtelingenkinderen uit Syrië en nu dit. De weg naar het kamp is intussen onvindbaar en tenslotte kronkelen ze het dorp uit. Daar, langs de doorgaande weg, ontdekt Diederik een echtpaar, de vrouw zwaar gehoofddoekt.
“Zie je dat stel?” zegt hij tegen Claudia. “Dat zullen Syriërs zijn.”
Ze bevestigt zijn vermoeden, opgelucht dat de werkelijkheid is wat hij moet zijn, althans een beetje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten