zaterdag 27 februari 2016

Toestand Midden-Oosten nog steeds Te grijs

In mijn ideale boek zouden omgevingsfactoren zoals de tijdgeest met de handelingen van de personages verweven moeten zijn. Buwalda vlecht de vuurwerkramp in Enschede in Bonita Avenue. Updike laat Rabbit meebewegen met de stedelijke en sociale ontwikkeling in het stadje Brewer. Williams’ Stoner is doordrenkt van de Eerste Wereldoorlog.
 
 

Saddam en CNN
Als aspirant-fictieschrijver probeerden Cécile en ik ook onze In de schaduw van de Wolkenkrabber te plaatsen in de actualiteit. In dat jaar domineerde de oorlog tegen Saddam Hoessein het nieuws. Iedereen praatte er over, dankzij CNN. De gestreste en luidruchtige presentatrices in het glazen paleis van de uber-Amerikaanse nieuwszender waren plotseling vaste gasten in de Nederlandse huiskamers. Net als de koelbloedige verslaggevers die vanaf een hotel in Bagdad commentaar gaven op het dodelijke vuurwerk van de Amerikaanse bommen. Of met hun microfoon in de hand op de route van de Amerikaanse kruisrakketten stonden:
There comes another one”.
En dan bukten ze als de moordmachine laag over hen heen scheurde.

 
Vallende dictator
De frische und frohliche Krieg  eindigde snel in een overwinning. Saddam vluchtte en de Iraki’s vierden feest. Symbool van die vermeende bevrijding was het omtrekken van een groot standbeeld van de verdreven dictator in Bagdad. Het lag voor de hand dat ook onze personages Ted en Amalia dit iconische beeld overal in de media zagen en wij maakten het de achtergrond van een scène over hun ruzie.
Dat was in 2003. Twaalf jaar later zoek ik opnieuw naar een vlaag tijdgeest. Het is treurig dat ik opnieuw uitkwam op actualiteit uit het Midden-Oosten. In deze scène probeert Diederik positief te zijn. Zijn
reflex om spontaan negatieve opmerkingen te maken, onderdrukt hij. Dus kreten als “je wordt niet vrolijker” of “gelukkig ben ik nooit geweest” slikt hij in. Ze slaan nergens op, hij heeft niets te klagen, in Syrië, daar mogen ze klagen.
 
Een gezellige buurt
Kort voor ze naar de Canarische eilanden gingen, zagen Claudia en Diederik op televisie een reportage uit een half verwoeste stad in het Midden-Oosten. Een Arabisch uitziende man wees naar een van de bouwvallen.
“Ik heb zo hard gewerkt voor mijn winkel,” jammerde hij. Wat zijn handel was geweest, viel uit de resten van het gebouw niet op te maken.
“Mijn winkel,” herhaalde hij en zag zijn zaak kennelijk weer voor zich, want hij begon te vertellen.
”Het was hier vroeger een heel gezellige buurt. Kijk, hier woonden Christenen. Dat vond niemand gek.”
Van het huis dat hij aanwees was de voorgevel verdwenen. De zijmuren stonden nog, maar er was geen dak. De geïnterviewde ging nog dieper terug in de tijd dat alles nog heel was.
”Mijn opa zat met twee Joodse jongens op school. Die oudste was een verschrikkelijke pestkop.”
Dat was het einde van het Syrië-item. Claudia, nog altijd boos, zag een parallel met hun eigen situatie.
“We hadden het vroeger heel gezellig, Diederik” zei ze. “We vonden dat niet gek.”
Diederik had ongemakkelijk gelachen en ze waren overgeschakeld naar een Britse detectiveserie. Het leed is niet te vergelijken, maar ook Claudia en hij zitten in de puinhopen en zij gaat nadenken over de keuze wederopbouw of sloop.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten