Frodo en Odysseus
Mijn eerste poging deze week om de collectie scènes te ordenen, mislukte. Ik rangschikte de scènes naar onderwerp en bestudeerde de inhoudsopgave van bekende romans. Ik wandelde langs de zonovergoten grachten en genoot van het stedelijk schoon. Een spannende volgorde van de gebeurtenissen leverde dit allemaal niet op.
Toen herinnerde ik me de cursus story telling van mijn bedrijf, waarin de docent vertelde wat een goed verhaal is, dit aan de hand van de definitie van Aristoteles (384-322 v. Chr.). Een verhaal heeft een herkenbare held die een doel nastreeft en daarin wordt belemmerd én geholpen. Na een omslagpunt bereikt hij uiteindelijk zijn doel – of juist niet. De docent, Theo Hendriks, geeft onder andere Frodo in Lord of the Rings als voorbeeld. Aristoteles zal naar Odysseus hebben gekeken. Die wil na de verovering van Troje snel naar huis. Stormen, monsters en de verleidelijke tovenares Circe veroorzaken echter vertraging. Pas na een reis van tien jaar is hij verenigd met zijn vrouw Penelope en kan zeggen:
“Laat ons naar bed gaan, opdat wij, in zoete sluimer gedoken,
Eindelijk ons samen verheugen.”
Man zonder dromen
Helaas is de definitie van Aristoteles moeilijk toepasbaar op mijn conceptverhaal. Diederik is een anti-held wiens leven wordt bepaald door angst. Hij vreest zijn werk te verliezen en kanker te krijgen. Hij is verward en machteloos en alleen bezig met overleven. Ik moet accepteren dat hij geen concreet doel heeft, bedacht ik na één van mijn wandelingen. Een spannend verhaal zit er niet in, dat is een droom. En op dat moment zag ik de oplossing. Concrete doelen mag Diederik allang niet meer hebben, maar hij moet dromen van een beter leven, dat zit in de aard van ieder mens. Diederiks nachtmerries heb ik beschreven, maar zijn mooie dromen, zijn hunkeringen, daar moet ik nu naar op zoek. Dan, hoop ik, zal de structuur van het verhaal zichzelf wijzen.
Mijn eerste poging deze week om de collectie scènes te ordenen, mislukte. Ik rangschikte de scènes naar onderwerp en bestudeerde de inhoudsopgave van bekende romans. Ik wandelde langs de zonovergoten grachten en genoot van het stedelijk schoon. Een spannende volgorde van de gebeurtenissen leverde dit allemaal niet op.
Toen herinnerde ik me de cursus story telling van mijn bedrijf, waarin de docent vertelde wat een goed verhaal is, dit aan de hand van de definitie van Aristoteles (384-322 v. Chr.). Een verhaal heeft een herkenbare held die een doel nastreeft en daarin wordt belemmerd én geholpen. Na een omslagpunt bereikt hij uiteindelijk zijn doel – of juist niet. De docent, Theo Hendriks, geeft onder andere Frodo in Lord of the Rings als voorbeeld. Aristoteles zal naar Odysseus hebben gekeken. Die wil na de verovering van Troje snel naar huis. Stormen, monsters en de verleidelijke tovenares Circe veroorzaken echter vertraging. Pas na een reis van tien jaar is hij verenigd met zijn vrouw Penelope en kan zeggen:
“Laat ons naar bed gaan, opdat wij, in zoete sluimer gedoken,
Eindelijk ons samen verheugen.”
Man zonder dromen
Helaas is de definitie van Aristoteles moeilijk toepasbaar op mijn conceptverhaal. Diederik is een anti-held wiens leven wordt bepaald door angst. Hij vreest zijn werk te verliezen en kanker te krijgen. Hij is verward en machteloos en alleen bezig met overleven. Ik moet accepteren dat hij geen concreet doel heeft, bedacht ik na één van mijn wandelingen. Een spannend verhaal zit er niet in, dat is een droom. En op dat moment zag ik de oplossing. Concrete doelen mag Diederik allang niet meer hebben, maar hij moet dromen van een beter leven, dat zit in de aard van ieder mens. Diederiks nachtmerries heb ik beschreven, maar zijn mooie dromen, zijn hunkeringen, daar moet ik nu naar op zoek. Dan, hoop ik, zal de structuur van het verhaal zichzelf wijzen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten