vrijdag 6 juli 2018

Te grijs Hfdst 11 De crematie van de afvallige (6 juli)

Claudia lacht, meer mensen maken grapjes om zich te beschermen tegen de beklemmende triestheid van de situatie. In dit betonnige rouwcentrum gaan ze de eerste van de groep uitzwaaien. Johan laat niemand na behalve hen. Geen nieuwe vrienden en bovenal geen vrouw die af en toe huilt en dan een grote troostende arm om zich heen krijgt van een boomlange zoon. Geen dochter die tegen haar behuilde moeder zegt: “Geef die tissue even hier mam. Er zit ook iets aan je neus.”
Het ironische is dat Johans vrienden en vriendinnen hem aanvankelijk benijd hebben om het gemak waarmee hij steeds nieuwe relaties aanknoopte. Ook toen hij ouder werd, hield hij het vermogen vrouwen aan te trekken, zoals blijkt uit de aanwezigheid van een zorgzame buurvrouw. Na de plechtigheid zullen de vrienden met haar meegaan naar Johans flat om een aandenken uit te zoeken.
“Ik zorg wel voor soep en broodjes. En iets te drinken natuurlijk. Dat is hier in de aula allemaal veel te duur.”
Johans huisraad is bric-à-brac, weten ze van hun ziekenbezoeken
. De boeken vormen een imposante bibliotheek, maar wie zit er op papieren boeken te wachten? Ze zijn allemaal bezig hun uitpuilende kasten op te ruimen, dus ze zullen een of twee banden meenemen en de rest achterlaten voor het bedrijfje dat de flat komt ontruimen. Bijzondere man
In een stille drom volgen ze de begrafenisondernemer en de buurvrouw naar de afscheidsruimte en nemen plaats. Diederik ziet hoe sommigen elkaar aanraken bij de schouder of de knie. De begrafenisman houdt een korte inleiding, waarbij hij de “geliefde overledene” in plaats van Johan Jacob noemt. Dan geeft hij het woord aan de buurvrouw.
“Ik werk mijn hele leven al in de zorg,” legt ze uit. “Dus als iemand ziek wordt, dan wil ik iets doen.”
Ze blijkt nog niet zo lang naast Johan te wonen en heeft hem leren kennen toen hij actie voerde tegen een huurverhoging.
“Het was een bijzondere man. Echt een professor. En heel behulpzaam.”
Haar ogen zijn vochtig. De begrafenisondernemer geeft haar een tissue en wijst haar subtiel terug naar haar plaats.
“Nu geef ik het woord aan een van zijn vele vrienden…”
Een man in pak neemt plaats achter de microfoon met de routine van een leidinggevende.
“Kan iedereen me goed horen?”
Automatisch richt hij zich tot de kist.
”Als hij ook Johan wil bereiken, zal hij toch harder moeten praten,” fluistert Claudia in Diederiks oor. Ze is zenuwachtig voor haar optreden, waarvoor ze zich gekleed heeft in een rokje en een vrij open bloes.
“Je moet je rechterborst goed doen. Anders neemt Johan aanstoot,” fluistert Diederik terug. Ze kijken elkaar aan met een spoortje lach in de ogen. Intussen vertelt de studievriend anekdotes over de tijd die ze met de overledene gedeeld hebben.
“Het leven lag voor ons en we hadden geen zorgen.”
Student en spekkoper
Diederik begrijpt wat hij bedoelt. Ze hadden nog geen kinderen, geen hypotheken, geen kwesties op het werk, geen gezondheidsrisico’s. Ze hadden zorgen, maar die waren van een andere aard. Ze tobden over hun uiterlijk, hun studiekeuze, over de maatschappij die naar de donder ging. Relaties bespraken ze ook vaak, vooral als ze zonder zaten.
“Tot diep in de nacht waren we aan het bomen en dronken we sherry, want die was goedkoper dan wijn. De kamer stond natuurlijk blauw van de rook van Javaanse Jongens. Die kostte een kwartje minder dan Samson en zat in een blikken trommeltje. We waren allemaal arm, behalve Johan. Die had een studentenbaantje en was dus spekkoper.”
Het is waar, hij was toen voorlijker dan zij, meer wereldwijs. Nu ligt hij in de kist tussen de banken en het spreekgestoelte in, waarschijnlijk gekleed in spijkerbroek en trui. Het maatschappelijk niveau dat pakken vereist, heeft hij nooit bereikt.
De spreker vervalt nu in het jargon dat bij zijn baan hoort. Johan had moeite om te focussen, om zich te committeren aan zijn eigen doelen, om door te pakken. Zo heeft hij zich in een achterstandspositie gemanoeuvreerd, waaruit hij niet kon ontsnappen.
Werkloos toegezien
De spreker is hoog bij personeelszaken en dit kan hij ongeveer op de automatische piloot zeggen. Vervolgens neemt hij een slok water om zich voor te bereiden op de afsluiting, de laatste woorden tot de dode.
“Zo is het met je gelopen en daar lig je nu. Ik zou willen zeggen dat we je zullen missen.”
Zijn professionele zelfbeheersing laat hem in de steek. Hij slikt en herhaalt:
“Dat we je zullen missen. Maar zelfs dat is niet zo. Voor ons was je al een herinnering.”
Hij kijkt naar de kist en dan naar zijn publiek, zoekend naar tekst, vechtend tegen de tranen.
“We zagen je afzakken, maar konden niks doen. We waren te druk met onze kinderen, onze promoties, de verbouwing van onze huizen, de keuze van een leasewagen.”
Hij vertelt dat hij bij zijn laatste bezoek aan Johan zijn auto buiten het zicht heeft geparkeerd, om geen afstand te scheppen. Sommige vrienden lachen herkennend, anderen snikken, ze kennen geen schaamte voor elkaar. De spreker valt stil. Zijn vrouw leidt hem terug naar de bank.
Hees afscheid
Na een korte stilte kondigt de begrafenisondernemer een muzikaal afscheid aan. Claudia hangt haar gitaar om haar hals en neemt plaats achter de microfoon. Diederik stelt zich met de tamboerijn naast haar op, ze telt een maat en gaat los. De gitaar klinkt helder en haar spel weerklinkt in de grotendeels lege ruimte. Haar stem is hees en warm. Terwijl Diederik probeert om op de juiste momenten op zijn instrument te slaan, neemt zij het publiek mee naar de schemerige zaal in het middeleeuwse klooster, waar ze les kregen. Ze vertelt hoe Johan en zij langs de gracht liepen, sjouwend met een oude stoel die ze bij de kraak hadden gevonden. En hoe ze met hem was gaan roeien op de plas en hoe ze hadden liggen zonnen op een eilandje, ver van de wereld, zonder zorgen. Ook zonder kleren, denkt Diederik en raakt acuut even de maat kwijt.
Je was de kers op onze taart,” zingt ze en het publiek zingt of bromt de regel mee. Ze zijn nu verenigd in herinnering aan de dageraad van hun volwassen leven. Met een parelend slotakkoord eindigt Claudia en werpt zich in Diederiks armen. Applaus zou misplaatst zijn. In plaats daarvan pakken mensen elkaar vast, behalve de man van de leasewagen. Die zit wezenloos, reageert kribbig als zijn vrouw hem wil troosten. Hij wil alleen nog maar weg. Wat spullen uitzoeken en dan vergeten. Claudia merkt het en gaat naar hem toe, hij zit aan het gangpad.
“Je was zijn beste vriend,” zegt ze, terwijl ze zijn schouders pakt en zijn hoofd tegen zich aan trekt. Zijn vrouw en Diederik, die naast hem zitten, kijken toe, staan op en omhelzen elkaar, onhandig, omdat de ruimte tussen de rijen stoelen smal is en ze met hun gevoelens niet goed raad weten. Diep in hun hart hadden ze allemaal verwacht dat Johan op een of andere manier zijn leven weer op de rails zou krijgen en zich weer bij hen zou voegen. De dood maakt pijnlijk duidelijk dat hij al decennia geleden de groep verlaten heeft.      

Geen opmerkingen:

Een reactie posten