vrijdag 7 april 2017

Lentezon en herfstregen geven roman structuur

Er zijn twee soorten pensionado’s, de vrije jongens en de gestructureerden. De eerste groep wil iedere dag met een lege agenda beginnen. Ze voelen zich bevrijd, nu ze “niets meer hoeven”. Hun productieve levens zijn voltooid en het grote genieten kan beginnen.  
De gestructureerden blijven dichter bij hun werkende leven en hebben juist een volle agenda. Door de eisen van hun baan waren ze belemmerd in de rest van hun ontplooiing. Nu het werk is gestopt, kunnen ze eindelijk andere ambities volgen. Wandkleden weven, hun pianospel ontwikkelen, authentiek middeleeuws bier brouwen of een roman schrijven. Uit het feit dat ik dagelijks schrijf en er wekelijks over rapporteer, zal duidelijk zijn dat ik behoor tot de tweede groep.



Bocaccio en Knausgard
Mijn behoefte aan structuur geldt niet alleen het schrijven, maar ook de roman zelf. Dat is lastig, want ik vertel drie verhalen. Die van een worstelende oude werknemer, een teleurgestelde echtgenoot en een kankerpatiënt in the making. Deze ontwikkelingen zijn niet lineair en lopen niet steeds synchroon, zodat er een overkoepelend raamwerk nodig is.
Het structuurprobleem is oud. Giovanni Bocaccio (1313-1375) loste het op door de 100 verhalen van de Decamerone in tien verteldagen te persen. Meer recent situeerde Remco Campert (1929- ) Het leven is vurrukkulluk in één dag.        
Een andere methode is om structuur te halen uit het verloop van de seizoenen. Dit doet de Noorse schrijver Karl Ove Knausgard (1968- ). Na zes delen Min kamp, is hij begonnen aan een reeks die de namen draagt van de seizoenen. Het eerste boek, Om hǿsten (in de herfst) verscheen vorig jaar in het Nederlands. Voor Te grijs wil ik ook een seizoensstructurering, maar dan een meer fysieke, waarin je de regen op je gezicht voelt – en de lentezon.  


Bultje in de lente
Diederik heeft een bultje op zijn hoofd. Claudia merkte het voor het eerst op bij een wandeling in februari toen ze Diederiks muts goed deed. Intussen zijn de winterkleren opgeborgen en komt overal het groen tevoorschijn. Ook het bultje heeft zich ontwikkeld en heeft nu de oppervlakte van een dubbeltje. Claudia is ongerust.
“Het is geen moedervlek, geen wrat, geen puist. Je moet de dokter laten kijken. Kun je meteen zeggen dat je je zorgen maakt over je wc-bezoek.”
Diederik protesteert.
“Op de plee gaat het op het moment prima. En door dat bultje zit ik zo meteen in een medisch circuit met allerlei angstaanjagende scenario’s en blijkt het uiteindelijk niks te zijn.”
”De dokter kan het zo weghalen. Dan ben je in ieder geval van die lelijke plek af.”
Daar valt weinig tegen in te brengen en een week later ligt hij op de onderzoeksbank. Hij probeert zich te ontspannen terwijl de dokter tussen de hoofdhuid en de schedel drie doses verdovingsvloeistof injecteert. Dat is verdomde pijnlijk.
Vervolgens komt  de assistente erbij, om bloed te deppen, zoals de dokter uitlegt. Als hij zijn lancet pakt, sluit Diederik de ogen. Het wegsnijden is pijnloos, maar duurt lang. Hetzelfde geldt voor het hechten. Als hij zijn ogen opendoet en overeind komt, is het meeste bloed opgeruimd, maar er ligt nog een plasje op de plek van zijn hoofd.
“U moet nog wel uw haar wassen,” zegt de arts. “Het snijdsel stuur ik naar het lab, dat is protocol. U hoort de uitslag volgende week, als ik de hechtingen eruit haal.”
Vooraf had Diederik zich voorgenomen om na afloop relaxed naar de bakker te kuieren voor iets lekkers. Nu hij eindelijk buiten staat in de volle lentezon, wil hij alleen nog maar naar huis. Naar bed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten