vrijdag 10 februari 2017

Rupsje Nooitgenoeg aartsvijand van schrijvers

Een roman wordt snel een Rupsje Nooitgenoeg, die steeds hongert naar nieuwe episodes. Het is aan de schrijver om hieraan krachtig weerstand te bieden. Een boek moet strak in zijn lijf zitten. Teveel input leidt tot vormverlies. In het uiterste geval wordt de auteur een literaire feeder. Een traditionele feeder mest zijn vrouw vet tot een vleesmassa van honderden kilo’s. Zijn literaire evenknie laat een roman uitdijen tot een onaffe en amorfe collectie zinnen.
Ik denk dat J.J.Voskuil op weg was zich te ontwikkelen tot zo’n feeder. Dertig jaar lang maakte hij massa’s aantekeningen voor Het Bureau, maar bij zijn pensionering had hij daarvan nog niets gepubliceerd. Dat kwam naar eigen zeggen pas toen hij jaren na zijn pensionering begon terug te denken aan zijn werk. De herinneringen gingen gepaard met een onverdraaglijke hoofdpijn. Om therapeutische redenen besloot hij toen om zijn aantekeningen te organiseren tot een manuscript.  




Bofkont Voskuil
Voskuil had enorm geluk met zijn uitgever. In 1996 meldde hij zich onaangekondigd bij Van Oorschot met de complete, uitgetikte tekst voor zeven lijvige boeken. Veel uitgevers hadden hem naar de naburige papierbak verwezen, maar Van Oorschot zag de potentie van Voskuils kroniek van drie decennia frustrerend kantoorleven.
De omvang van het werk wijst er al op dat ook Voskuil weinig schrijfbaars kon laten liggen. En na 5000 pagina’s Het bureau vond hij het nog nodig om de episodes over zijn dementerende schoonmoeder en over voormalige buren uit te werken tot weer nieuwe boeken. Het is een wonder dat hij zijn grote werk ooit heeft kunnen afsluiten.           

Hopelijk functioneel 
Mijn eigen boek moet ik ook tijdig afsluiten, anders ben ik door mijn grijze Rupsje Nooitgenoeg zo een decennium verder. Ik wil wél de vruchten plukken van mijn schrijverij, bescheiden als die zullen zijn.
Afsluiten dus en verdiepen, dat Te grijs. En nieuwe  episodes bewaren voor een volgend project. Misschien stop ik de volgende tekst in dat nieuwe mapje. Misschien ook vind ik er toch een functioneel plaatsje voor in Te grijs. Het fragment gaat over een bezoek aan mijn/Diederiks dementerende moeder, sinds begin dit jaar weduwe, na ruim een halve eeuw huwelijk.

 Vrees voor intimiteiten
Tijdens het middagdutje blijft haar gebit gelukkig in, ze ziet er goed uit, slaapt vredig naast het lege bed van haar overleden man. Misschien voelt ze Diederiks aanwezigheid, want ze opent onverwacht haar ogen. Ze herkent hem meteen en in haar gezicht breekt de zon door.
“Diederik, wat heerlijk dat je er bent.”
Ze wil meteen opstaan, maar hij vreest intimiteiten met afzakkende kleren en natte luiers.
“Ik bel de zuster.”
Die verschoont haar en manoeuvreert haar naar de sta-op-stoel.
“Vertel,” zegt ze en hij geeft haar beknopt het laatste familienieuws met na iedere zin een  kans om te reageren, want haar geheugen is extreem kort. De zwangerschap van de vrouw van zijn zoon is ze helemaal vergeten. Ze is blij opnieuw.
“Je wordt opa, Diederik,” zegt ze en kijkt hem aan met een ondeugende lach.
“Je wordt een oude vent.”
Hij herinnert haar eraan dat ze de zwangere Renate gefeliciteerd heeft bij de recente crematiebijeenkomst van haar man. Ze reageert verbaast.
“Crematie? Wie is er dan dood?”
“Papa is overleden, mam.”
Hij vreest dat ze alsnog in huilen zal uitbarsten, ze heeft haar hele leven met hem gedeeld, tegenover haar staat zijn stoel.
“Is Jan dood?” zegt ze verbaasd en dan gedecideerd: “Nee, dat geloof ik niet, dat is onzin.”
En opgewekt herhaalt ze:
“Heerlijk dat je er bent.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten