zaterdag 13 augustus 2016

Mijn held is White, maar ik kies voor Harris

Ik probeer Te grijs zo simpel mogelijk te houden, vertelde ik een schrijvende vriendin. Ik vertel zoveel mogelijk chronologisch in de tegenwoordige tijd en flits zo weinig mogelijk terug. Mijn voorbeeld is daarbij de heel feitelijke  Robert Harris (An officer and a spy, 2013). Ik zou willen schrijven als Patrick White (Voss, 1953), die zich juist concentreert op de beleving. Maar wat White doet, zal ik nooit kunnen. 
Ze vond die keus moeilijk te begrijpen. Ze komt dan ook uit een familie van mensen die zichzelf grote taken stellen en die vervolgens voltooien. Ik kom juist uit een gezin dat twijfelde aan de eigen kracht en reactief was. Dat kan een verklaring zijn voor mijn pragmatische aanpak van Te grijs, waarvan ik spoedig complete scènes aan dit blog hoop toe te voegen.



Waarom White
Patrick White was de lastige zoon van een rijke schapenboer in Australië. Hij begon al vroeg te schrijven en kreeg in 1973 de Nobelprijs voor literatuur. Ondanks zijn immense succes als auteur betreurde hij het dat hij geen kunstschilder was. Ook leverde hij kritiek op de manier waarop de Nobelprijs werd toegekend. Verder was hij homoseksueel, maar schreef daar nauwelijks over.
White was een zoekend en twijfelend mens en die kenmerken benadrukt hij heel knap in zijn personages. Zijn bekendste werk, Voss (1957) gaat over een Duitse ontdekkingsreiziger die de outback van Australië wil verkennen. Voss gaat op bezoek bij de financier van zijn noodlottige expeditie, maar treft alleen diens nichtje Laura. Die erkent desgevraagd dat ze zelden het binnenland intrekt.
“Jammer dat u zich zo opsluit,” zei de Duitser. “Uw land is van grote subtiliteit.“
Met ruwe aandrang beschuldigde hij haar van de oppervlakkigheid die ze zelf vermoedde. Af en toe kon ze haar eigen stem horen. Ze was ook bang van het land waarvan ze, bij gebrek aan een ander, veronderstelde dat het het hare was
.
         
Gelaagde twijfel
Veel auteurs hebben over de zoekende mens geschreven, maar White is anders door de introductie van maar liefst drie niveaus van onzekerheid. Hij beschrijft in Voss een reis naar een onbekend gebied door personages die vervreemd zijn van zichzelf en hun omgeving. White zelf is de verteller, die analyseert wat er gebeurt, maar daarbij woorden als of en misschien gebruikt. Hij weet het zelf ook niet.
Het zal duidelijk zijn dat Voss een ingewikkeld boek is. Het is ook lijvig, alleen het bezoek aan de sponsor neemt al 28 bladzijden in beslag. Als ik de methode White op Te grijs toepaste zou het boek uitgroeien tot een pil van 600 pagina’s. Ik zou er tien jaar aan moeten werken. Dat zie ik mezelf niet doen. Ook mis ik simpelweg de inspiratie voor White’s geweldige situatieschetsen, waarvan hieronder een voorbeeld. Het gaat over de rustplek waar de ontdekkingsreizigers met hun lastdieren en vee op krachten kunnen komen.

Zwemmend in het gras
Het hoge gras was bijna droog, zodat een scherper gezucht van opsteeg als het waaide. De wind boog het tot tanige golven, met kammen waarop de laatste overlevenden der bloemen dreven, en verschrompelden en omlaag werden gezogen in de deining. Heel de dag zwommen de paarden en de koeien door die zee van gras. Hun buiken rolden en gorgelden. Heel de nacht bezatten de beesten zich aan dauw en gras, maar in de dromen van de mannen waren de golven van gras en de golven van slaap spoedig één geworden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten