vrijdag 3 augustus 2018

Te grijs Hdst 15 De gul is onder de kust (3 augustus)

Als hij thuis blijft, gaat hij onvermijdelijk somberen over het verlies van zijn werk en zijn vrouw. Zijn vrienden zijn allemaal op kantoor of, in het geval van Piet, te ziek voor een uitje. Diederik besluit naar IJmuiden te rijden en naar het uiteinde van de Zuidpier te wandelen. Warm gekleed en voorzien van boterhammen en een thermosfles koffie stapt hij in de auto, die ruikt naar Claudia, haar das ligt op de achterbank, samen met haar handschoenen.

Buikvlees als aas
Een uur later loopt hij over de mistige pier. Er zijn geen andere wandelaars, vissers zijn Diederiks enige gezelschap. Ze zijn bijna allemaal alleen en turen naar hun hengels en de zee. Af en toe halen ze hun tuig op. Een enkele keer zit er een vis aan de lijn, die ze geroutineerd losmaken en spartelend in een plastic zak doen. Voor het avondeten, neemt Diederik aan.
Om hen heen liggen stukgesneden vissen, koppen met een stuk rug eraan. Kennelijk gebruiken vissers het buikvlees als aas. Meeuwen ruziën over het afval, bij Diederiks nadering vliegen ze schreeuwend op. Aan weerszijden beweegt traag de zee, zonder schuim of geluid. Achter Diederik is de kust onzichtbaar door de mist, terwijl vóór hem het zicht ook niet meer is dan honderd meter. Vissers zijn hier niet.
“Ik ben alleen op de wereld,” denkt Diederik. ”Een eenzame oudere man die nergens heen op weg is.”
Diederiks angst voor ziekte is volgens hem een belangrijke reden waarom Claudia een timeout wil. Dat hij er niets tegen onderneemt en hoopt dat het door de ontkenning verdwijnt. Hij houdt zichzelf in onzekerheid en daardoor haar ook. Dat neemt ze hem kwalijk en terecht. Ze houdt van hem en wil hem niet verliezen en juist daarom is ze weggegaan. Ze kan de spanning niet meer aan, zo simpel ligt het.


Somber zonder jajem
Rechts van hem schuift een schip door de mist de havenkom binnen, een stille schim van reusachtige afmetingen. Diederik verlangt er hevig naar om op dat schip te zijn en zich gereed te maken voor de aankomst op de bestemming, voor het einde van de reis, voor de thuiskomst. Hij heeft zulke verlangens vaker, maar deelt ze met niemand, ze klinken te negatief.
De zich opstapelende somberheid maakt hem benauwd en hij moet zijn flesje water uit zijn rugzak halen om wat te drinken. Jammer dat hij geen scheut jajem in het flesje heeft gedaan. Hij lacht in zichzelf. Typisch een woord voor Claudia, jajem. Ook besmuikt gebruikte ze graag en rafelranden, woorden met een ouderwetse klank. Ze hebben veel woordgrapjes gemaakt samen, kort geleden nog.

Toets voor levensbeëindiging
Hij gaat op een betonblok zitten en staart naar de deining. Ik sta er alleen voor, denkt hij. Ik ben gevangen in een doodlopende straat waarvan het einde in zicht komt. Kon hij maar een knop indrukken of naar God bellen over levensbeëindiging. Hij zou zeker vanuit de hemel een keuzemenu krijgen.
“Voor onmiddellijke levensbeëindiging toets 1.”
“Voor keuze van een later tijdstip toets 2.”
“Voor andere keuzes toets 3.”
Hij zou zeker 1 kiezen, dan is hij van alles af.
Hij sluit de ogen en denkt een tijdje aan niets. Dan begint hij koude voeten te krijgen en opent zijn ogen weer. Naar het zuiden breekt de zon door de mist en schijnt op zijn gezicht, waterig, maar al een beetje warm. Hij staat op en maakt zijn veters vast. De ene breekt, die was al bijna doorgesleten voor hij vertrok. Hij wist het, maar had er niks aan gedaan en nu moet hij opnieuw rijgen en heeft hij een raar klein strikje. Het doet er niet toe of toch? De schoenen zijn van een model dat al tien jaar uit de mode is. Ze  lopen nog prima, maar hij staat er wel mee voor gek.
“Dat is mijn probleem, ik ben verouderd en raar en hoor niet in deze tijd, ik hoor er niet te zijn,” zegt hij half hardop en dan, totaal onverwacht, stijgt er woede in hem op.
“Nee”, zegt hij en dan met luidere stem. “Nee!” En nog eens, schreeuwend tegen de zee: “Nee!” Meeuwen trekken zich ongerust terug, een enkele vliegt op.
“Ik ga dit niet accepteren,” roept hij. “Ik eis een plek in de wereld, ook al ben ik oud en traag en lelijk. Ik eis zinvol werk, ik eis een goed huwelijk. Ik eis geluk verdomme.”

Kaal met tatoeages
Van achter de betonblokken komt een man in een dik vissersoverall naar hem toe, zijn hoofd is kaalgeschoren en zijn handen dragen tatoeages, maar zijn blik is zorgzaam.
“Gaat het een beetje?”
Diederik zwijgt beschaamd.
“Ik hoorde u schreeuwen, dus ik dacht, krijgt die kerel nou een aanval, want mijn zwager heeft dat ook wel eens, dat hij gaat schreeuwen en zo. Hij heeft er pilletjes voor, maar die neemt hij soms niet in.”
Diederik kijkt hem verlegen aan.
“Dank je, het gaat al.”
De man wil teruggaan naar zijn hengel, maar aarzelt, hij heeft waarschijnlijk wat van Diederiks woorden opgevangen.
“Bent u misschien van de bond? Ik hoorde u zo roepen over eisen en dat doen vakbondsmensen altijd. U moet weten, ik heb een probleem op mijn werk.”
Dan klinkt  er een belletje en het probleem is meteen vergeten. De visser raakte vlug nog Diederiks schouder aan en haast zich naar zijn tuig.
“De gul is onder de kust,” roept hij ter verklaring. “Dat is een vis, daar moet je vlug bij zijn.”

Kostbaar moment
Diederik blijft achter op de plaats waar hij heeft staan schreeuwen. Hij voelt de plek nog waar de visser hem heeft aangeraakt. Misschien is de man al een stuk verder dan hij op het pad van de Verelendung. Zat hij thuis te somberen tot hij op een visserssite las dat de gul onder de kust was en had hij toen de lethargie van zich afgeschud en zijn hengels gepakt. Zijn leven mocht een tranendal zijn, maar dit kostbare vismoment liet hij zich niet ontgaan.
Diederiks woede en schaamte maken plaats voor vastbeslotenheid. Hij zal zijn leven in de hand nemen. Wat maakt het hem uit dat hij met pensioen is gestuurd? Hij kan bier gaan brouwen, zoals de werkzoekende studiegenoten van Renate, Sebas kan hem adviseren als hij in Nederland is. Diederiks voorouders hadden een brouwerijtje, hij is er met Claudia geweest, het is tegenwoordig een museumpje.

Brouwersfamilie
Hij kan de familietraditie nieuw leven inblazen en een lokaal bier maken, dat is in de mode. Bier gaat hij brouwen voor Amsterdam Zuid, Rijk Zuid zal hij het noemen, een sterke naam die vraagt om grapjes en dus een prima conversation starter zal zijn. Zodra hij iets lekkers heeft, kan hij afspraken maken met een café over een maandelijks evenement. Op de eerste vrijdag van de maand kan het op een groot stoepbord het nieuwe brouwsel aankondigen.
“Het nieuwe Tripel van Rijk Zuid is bezorgd. Geniet van limited edition-bier uit uw eigen buurt.”
Veel geld zou het niet opleveren, maar hij heeft geen nieuwe inkomstenbron nodig. Hij heeft een pensioen en Claudia verdient goed. Onwillekeurig houdt hij de pas in: Claudia is weg, het is nog maar half tot hem doorgedrongen, maar het is wel zo. Zijn enthousiasme over het bier maakt hem echter optimistisch.
Ze zal terugkomen, als ze ziet dat hij de knop heeft omgezet. En als ze wegblijft, zal hij alsnog stoppen met zeuren over ziektes en echt naar de dokter gaan, zodat hij weet waar hij aan toe is. Ongetwijfeld is het iets onbenulligs en als het kanker is, dan nog betekent dat niet noodzakelijkerwijs het einde. Genezing is schering en inslag. Met rechte rug en de borst vooruit marcheert Diederik naar de kust, zijn nieuwe leven tegemoet.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten