vrijdag 16 maart 2018

Belaagd door het regelnoodspook

Deze week beving mij de angst voor regelnood, voor gebrek aan tekst. Ik had een scène uit Te grijs opgestuurd aan een kritische vriendin. Die prees het fragment maar vond onder andere dat het een stuk korter kon. Zij gaf een aantal voorbeelden van overbodige regels en legde uit waarom die gemist konden worden. De meeste voorbeelden waren overtuigend en het kostte me verbazend weinig moeite om er andere schrappassages aan toe te voegen. Uiteindelijk raakte ik er van overtuigd dat het hele verhaal een kwart korter kan zonder dat er iets waardevols verloren gaat. Dan is er helaas te weinig kopij voor een boek. Ik heb na die ontdekking een paar nachten slecht geslapen, al speelde daarbij ook tandartsbezoek een rol.

Ideaal = 90.000.  
De journalist en schrijver Dennis Rijnvis geeft op zijn site Schrijfvis 80.000-90.000 woorden als ideale lengte voor een uitgever. Daarmee kan hij een substantieel boek van 250 tot 300 pagina’s maken. Tienduizend woorden meer is nog acceptabel. Door de afstand tussen de regels en de woorden kleiner te maken hoeft te lezer dat niet te merken. Veel meer moet je niet aanleveren. Bij een lengte van 110.000 krijg je waarschijnlijk het verzoek om in te korten. Of niet. J.J. Voskuil kreeg zijn uitgever zover dat hij de 1,5 miljoen woorden van Het bureau accepteerde. Hij publiceerde zes delen van gemiddeld 250.000 woorden.

Angst negeren
Als je 60.000 woorden inlevert, is de kans groot dat je uitgever je vraagt om bij te schrijven, aldus Rijnvis. Het boek wordt anders te dun. Dat schrikt kopers van papieren boeken af en die vormen nog altijd de meerderheid.
Ik sloot 2017 af met een manuscript van 73.000 woorden, een alleszins acceptabele lengte. Ik had echter diepe twijfels over een episode van 5.000 woorden, die leuk is, maar misbaar. Resteren 68.000 woorden. Maak dat compacter, en de roman Te grijs slinkt al snel tot een miezerige 51.000 woorden.
Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat ik deze angst moet negeren. Als passages overbodig zijn, moet ik ze schrappen, ongeacht de gevolgen. Bovendien is het onderwerp, de confrontatie met het ouder worden, zo rijk dat er nog gemakkelijk 20.000 woorden over communicatiemedewerker Diederik te zeggen vallen. In het volgende fragment staat onze bankemployé bijvoorbeeld te praten met twee andere zestigers. De schrapvoorstellen staan tussen haakjes.    
Lawaaiig tasje
“Uiteraard lees je je boeken op een e-reader,” zegt de souschef plagerig.
De drukwerkcoördinator maakt een afwijzend gebaar.
“Dat vind ik geen echt lezen. Een boek moet in je hand liggen en als je het dicht bij je neus houdt, moet je het papier kunnen ruiken.”
“Ik ben het helemaal met je eens,’’ zegt de souschef. “Ik lees papieren boeken en de papieren krant. Punt. (weglaten: De krant is wel veranderd. Nauwelijks nieuws op de voorpagina. Een of twee berichten en een opgeblazen foto.) Ook al ritselt de krant niet meer.”
Dat is Diederik ook opgevallen. Hij pakt een krant van de tafel en frommelt met het papier. Er is nauwelijks iets te horen.
“Volgens mijn zoon kan ik bepaalde hoge tonen niet meer horen,” zegt hij. “Sebas, zo heet (mijn zoon)  hij, vouwde laatst een boodschappentasje op om het te bewijzen. 'Kijk pap, dit maakt nog meer herrie dan de krant, dit hoor je zeker.’ Ik had het opvouwen van de krant niet gehoord en dit gaf volgens mij ook nauwelijks geluid. Ik herinner me niet dat zulke tasjes überhaupt herrie maakten als je ze vouwde. (Van de andere kant: zo’n jongen wil me natuurlijk iets duidelijk maken en hij weet dat deze materie gevoelig ligt).”
De drukwerkman wijst iedere suggestie van gehoorverlies resoluut van de hand.
“s Nachts word ik wakker van het minste gerucht.”

Het reactieveld onder dit blog komt tevoorschijn als je klikt op Opmerkingen. Klik de klaplijst achter Reageer als open en klik op Naam/URL. Voer je naam in en als URL: www.mn.nl. Jouw naam komt dan in het reactieveld. Je kunt me natuurlijk mailen op michiel.nooren@outlook.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten